Balls: 13

Ed Schilders 1


Op de eerste dag drinkt hij zeven glazen whisky, een fles brandy en drie gin met vermouth. Op de tweede dag: druppels uit lege flessen, een hele fles en nog twaalf glazen whisky, een white-rock met ijs. Dag drie: een fles whisky en een glas van het ontwenningsdrankje paraldehyde. De laatste dag: een fles whisky.
De drinkebroer die hier wordt bedoeld, is Geoffrey Firmin, beter bekend als ‘de consul’ uit Malcolm Lowry’s roman Under the Volcano 2. Het overzicht van Firmins consumpties werd samengesteld door Hans Hoenjet 3 ten behoeve van het themanummer ‘Boeken en Borrels’ van het tijdschrift De Vernis (nr 4, 1977).
Lijstjes maken vereist een gedisciplineerde manier van lezen. Of liever: van herlezen, want bij eerste lezing leiden zulke voornemens alleen maar af van het genot van het geheel. Dit geldt alleen voor bonafide lezers.
Hoe vaak wordt er bijvoorbeeld, gekust in C.C.S. Crone’s verhaal ‘Het feestelijk leven’ 4? Die vraag is niet te beantwoorden. Ik turfde zestien zoenen of kussen. Maar dat zegt niets; een computer kan ook turven.
Van de zestien zoenen zijn er maar zeven duidelijk. In mindering brengen we ‘haar gezoen’ omdat dat gezoen verwijst naar een eerdere zoen: de zoen die Buysman op pagina 78 niet wil, omdat hij moet niezen. De ‘kusgeluidjes’ die op pagina 94 gemaakt worden, tellen ook al niet mee omdat ze gemaakt worden door gummihakken op een pas geboende vloer. Een computer trapt daarin, maar ik niet.
Resten ons nog dertien kussen, maar het zullen er veel meer geweest zijn. Om ‘zijn hele gezicht’ te kussen heb je meer dan één kus nodig. Wie een vrouw zo wilde zoenen dat ‘haar hoedje achterover viel’ zal er ook in Crone’s tijd waarschijnlijk meer dan een hebben gegeven.
De beste lijstjes die ik ken, zijn gemaakt door lezers die te slechter trouw zijn. Ze stellen ze op bij eerste lezing, omdat ze ervan uitgaan dat ze met een slecht boek te maken hebben. Zo de lezer is, vertrouwt hij zijn boeken. Een dame bijvoorbeeld, die in 1978 Salingers The Catcher in the Rye 5 wilde verbannen uit Amerikaanse schoolbibliotheken, verklaarde voor de rechter dat die roman 785 ‘lasterlijke woorden’ bevat. Ze verduidelijkte: 222 ‘hells’, 27 ‘Chrissakes’, zeven maal ‘horny’.
De roman Julia van Rhijnvis Feith 6 werd in 1870 door de jezuïet Bernard van Meurs 7 verketterd omdat Feith daarin ‘meer dan twaalfhonderd sentimenteele streepjes -- en strepen -- --’ had ‘gezaaid’. Alle twaalfhonderd suggereerden ze gedachten die een katholieke lezer in 1870 niet mocht hebben.

De katholieke pedagoog Doodkorte 8 onderzocht een feuilleton van Karl May met een telmachine. De balans: ‘Er worden 2293 menschen gedood. Daarvan werden neergeschoten precies 1600, gescalpeerd 240, vergiftigd of door gas verstikt 219, doodgestoken 130, met de vuist neergeveld 61, in het water geworpen 16, den hongerdood overgegeven 8, gerechtelijk ter dood gebracht 4, den krokodillen geofferd 3, opgehangen aan een boom, boven een rivier, waarin krokodillen huisden 3, door vergif tot waanzin gebracht 3, door het opensnijden van de buik gedood 2, door ratten opgegeten (!!) 1, de oogen uitgestoken en op een vlot laten wegdrijven 1, levend begraven 1, geworgd 1.
‘Bovendien werden er als slaven naar Afrika verhandeld 2, door vuistslagen doof gemaakt 23, zwaar lichamelijk letsel toegebracht 12, door geweerslagen mishandeld 12, door trappen mishandeld 30, gekneveld 10, met een dolk gestoken 6, handen afgeslagen 2, vrouwen weggevoerd 4, mannen gemarteld 3, blind gemaakt 3, gekitteld totdat de slachtoffers krankzinnig werden 2, aan een lichtkroon opgehangen 1, een ernstig zieke in de sneeuw gelegd om hem te laten sterven, een man een gat in het hoofd geboord, een anderen man levend neus en ooren afgesneden en schedelhuid afgetrokken.
Dan komen er nog in voor, behalve 26 oorvijgen, gevallen van roof en diefstal 11, van lijkroof 8, zelfmoord 6, menschenroof 2, meineed 1, een zeer nauwkeurige operatie van het graveel, idem behandeling van een gebroken rib, door een goeden vriend “ingetrapt”.’
In Montgomery Hyde’s 9 boek over het Engelse censuurproces rond Lady Chatterley’s Lover 10 telde de aanklager: fuck 30, cunt 14, balls 13, shit en arse ieder 6, cock 4, piss 3. De aanklager vraagt een getuige voor de verdediging, hoogleraar Graham Hough 11, of al die fucks, cunts en bowels, soms wel tien op een pagina, niet ietsje te veel van het goede zijn, on-literair bijvoorbeeld? Hough vindt van niet. Dan komt verdediger Gardiner 12 aan het woord in tweede aanleg. Hij heeft het boek te goeder trouw gelezen. Dat geeft aanleiding tot een van de mooiste verdedigingen van lezen die ik ken.
Of Hough even mee wil kijken naar pagina 247. Daar staat het woord ‘care’ zevenmaal. De aanklager overweegt protest aan te tekenen. Pagina 264 en 266: zevenmaal ‘tederheid’. De aanklager kucht. Pagina 74: zevenmaal ‘warm’. De aanklager weet nu dat hij het proces gaat verliezen.


  [1]In: De Volkskrant, 12 juni 1993.
  [2]Malcolm Lowry (* 28 juli 1909 , † 26 juni 1957) was een Engelse dichter en romanschrijver. Zijn bekendste roman is „Under the Volcano” uit 1947, in 1984 verfilmd door John Huston (voluit: John Marcellus Huston, * 5 augustus 1906 , † 28 augustus 1987). De roman vertelt over Geoffrey Firmin, een aan alcohol verslaafde Britse consul in het kleine Mexicaanse stadje Cuauhnanahuac (Cuernavaca); het verhaal speelt zich af op de Dag van de Doden in 1938-1939.
  [3]Hans Hoenjet (* 1953) is schrijver en cultureel journalist en werkte onder meer voor De Volkskrant, NRC Handelsblad en HP/DeTijd.
  [4]Het feestelijke leven” is een novelle van C. C. S. Crone (voluit: Cornelius Carolus Stephan Crone, * 26 december 1914 , † 9 november 1951), een Nederlandse schrijver van droevige, meestal in Utrecht gesitueerde verhalen.
  [5]The Catcher in the Rye” is een roman van de Amerikanse auteur J. D. Salinger (voluit: Jerome David Salinger, * 1 januari 1919 , † 27 januari 2010). De roman gaat over een 16-jarige depressieve jongen uit New York, Holden Caulfield, die van zijn internaat wordt weggestuurd omdat zijn schoolresultaten niet goed genoeg zijn. Uiteindelijk komt hij terecht in een psychiatrische kliniek; het verhaal staat symbool voor de moeilijke overgang van de jeugd naar de volwassen wereld, het hoofdthema van het boek.
  [6]Julia” is een briefroman uit 1783 van de Nederlandse dichter, toneelschrijver en componist Rhijnvis Feith (gedoopt 7 februari 1753 , † 8 februari 1824). In de roman worden twee verliefde jongeren, Eduard en Julia, geconfronteerd met allerlei obstakels, zoals een tegenwerkende vader en de wetten van het christendom. Die wetten schreven voor dat goede christenen geen seks voor het huwelijk mogen hebben. Veel later, als Julia’s vader van gedachten verandert, is het te laat. Julia is gestorven, maar we komen niet te weten waaraan; Eduard wordt bijna gek van verdriet. De roman sluit aan bij vooral de Duitse Sturm und Drang-hype (vgl. „Die Leiden des jungen Werthers” (1774) van Goethe (voluit Johann Wolfgang Goethe, * 28 augustus 1749 , † 22 maart 1832; sinds 1782 von Goethe). Aangezien de roman zich niet in Duitsland afspeelt, zoals „Die Leiden des jungen Werthers”, is het natuurlijk ondenkbaar dat de hoofdpersoon, zoals in de roman van Goethe, uit puur liefdesverdriet zelfmoord zou plegen, want dat was in strijd met de christelijke deugdenleer en met het idee dat gevoeligheid mensen juist ‘gezelliger’ zou moeten maken. Feiths Eduard is weliswaar dodelijk bedroefd, maar juist zijn geloof redt hem, want hij is er zeker van dat hij Julia terug zal zien in de hemel. Een gevoelige ziel staat sterker in zijn schoenen. Feiths taal van het gevoel was nieuw, evenals de typografische experimenten, zoals gedachtestreepjes, uitroeptekens, vraagtekens en puntjes om de vele emoties te suggereren.
  [7]Bernard van Meurs (* 30 april 1835 , † 30 april 1915) was een jezuïetenpater en dichter. In 1868 richtte hij het Tijdschrift voor Godsdienst, Wetenschap en Letteren op. Ook werkte hij intensief mee aan De Katholieke Illustratie. Dichtbundels van zijn hand zijn o.a.„Germania’s Dichtbloemen”, „Het leven van Ludwig Uhland en vertalingen uit zijn dichtbundel”, „Pepermuntjes” en „Kriekende Kriekske: Betuwsche gedichten”. Van zijn prozawerk zijn te noemen „De luchtballon”, „Het natuurlijk somnambulisme” en „De bliksem bij de Grieken en de Romeinen”.
  [8]Deze fantastische statistiek van het aantal doden in Mays eerste colportageroman „Waldröschen oder die Rächerjagd rund um die Erde. Großer Enthüllungsroman über die Geheimnisse der menschlichen Gesellschaft”, tussen 1882 en 1884 verschenen onder het pseudoniem Capitain Ramon Diaz de la Escosura, werd voor het eerst door een tegenstander van Karl May opgesomd in de Frankfurter Zeitung van 13 maart 1911 en is vervolgens te pas en vooral te onpas door anderen aangehaald. Bij deze statistiek zijn echter de historische veldslagen, die Karl May al dan niet terloops noemt, inbegrepen. Pshaw!
De Nederlandse dominicaner hoogleraar theologie en filosofie Albertus Carolus Bernardus Gorgonius Gregorius Doodkorte OP (* 1869 , † 1938) pikte deze statistiek op en maakte haar bekend bij het Nederlandse publiek, met exact hetzelfde doel als de Frankfurter Zeitung had gedaan; de o zo vrome dominicaan heeft de doden dus zeker niet zelf geteld!
  [9]H. Montgomery Hyde (voluit: Harford Montgomery Hyde, * 14 augustus 1907 , † 10 augustus 1989) was een advocaat, medewerker van de MI6, politicus van de Ulster Unionist Party, schrijver en biograaf.
[10]Lady Chatterley’s Lover” was de laatste roman van de Britse auteur D. H. Lawrence (voluit: David Herbert Lawrence, * 11 september 1885 , † 2 maart 1930). De roman gaat over een jonge getrouwde vrouw, Lady Chatterley, voor haar huwelijk Constance Reid geheten, wier echtgenoot uit de hogere klasse, Sir Clifford Chatterley, beschreven als een knappe, goedgebouwde man, vanaf zijn middel verlamd is als gevolg van een verwonding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Constance begint dan een affaire met de jachtopziener, Oliver Mellors. Een belangrijk motief van de roman is het klassenverschil tussen het paar, maar ook het besef van Constance dat ze niet alleen met de geest kan leven.
[11]Graham Hough (voluit: Graham Goulden Hough, * 14 february 1908 , † 5 september 1990) was een Engels literair criticus, dichter en van 1966 tot 1975 hoogleraar Engels aan de Cambridge University.
[12]Van Gardiner weet ik niet meer dan wat hier staat: een verdediger van de uitgever van het boek. Wel was een zekere Helen Gardner, academisch critica, opgeroepen als getuige, maar dat kan nauwelijks de „hij” zijn over wie Ed Schilders het hier heeft.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website