Een bizon is geen kanarie

DDR-mannen overleefden met pathetische May-fantasie


Dieuwke van Ooij 1


RADEBEUL - De directeur van het Karl-May-museumpje in Radebeul bij Dresden bekent schaamteloos dat hij op bijeenkomsten van zijn indianenvereniging Great Bever wordt genoemd. Hij schenkt Karl May-jubileumbier dat hij speciaal voor de 150ste verjaardag van de Duitse schrijver heeft laten brouwen.

Vandaag is de schepper van Winnetou en zijn blanke broeder Old Shatterhand tachtig jaar dood. Precies honderd jaar geleden schreef May voor het eerst met grote liefde over zijn droomindiaan:
„Winnetou had diepe indruk op mij gemaakt, meer dan iemand tevoren. Hij was weinig ouder dan ik, maar hij was zo veel meer dan ik. Ik had dat gevoeld bij de eerste blik. De ernstige trotse rust in zijn fluweelachtige ogen, zijn beheerst optreden en zijn gebaren hadden, met het weemoedig waas van een groot en stil verdriet dat ik op zijn jong gezicht meende te ontdekken, mij diep getroffen.”

Een paar hoofdstukken later gaat de verering van Shatterhand (de man die Karl May had willen zijn) zo ver dat hij van het ‘prachtige haar dat als een helm om de schedel sloot’ een lok af snijdt: „Ik rolde het haar om twee vingers tot een ring op en stak het bij me.” Twaalf boeken later 2 sterft de indiaan met zijn hoofd in de schoot van zijn blanke broeder en May trekt de tranen uit de ogen van zijn lezers: „Nadat de laatste tonen waren verklonken (van het Ave Maria), wilde Winnetou nog iets zeggen - het ging niet meer. Ik bracht mijn oor heel dicht bij zijn mond, en met de laatste inspanning van zijn versagende krachten fluisterde hij: ‘Sharlih, ik geloof aan de Heiland. Winnetou is een christen. Vaarwel!’ Hij schokte en sidderde over zijn hele lichaam, er kwam een stroom bloed uit zijn mond. Het opperhoofd der Apaches drukte nog eenmaal mijn handen en strekte zijn ledematen. Toen gleden zijn vingers langzaam van de mijne af - hij was dood!”

Opgezette beer
We zitten met directeur René Wagner 3 en zijn publiciteitsmedewerker Helmut Grimmer 4 in de blokhut Villa Bärenfett die May in de tuin van zijn woonhuis Villa Shatterhand liet bouwen 5. In het ‘tuinhuis’ is al sinds 1928 een troosteloze indianententoonstelling te zien. De ‘opgezette’ indiaan in oorlogstenue, de moccasins, tomahawks, vredespijpen en wigwams zijn gemaakt en verzameld door mensen die nog nooit een voet buiten Duitsland zetten 6.

We praten naast een opgezette beer (vanwege de levensbedreigende impregnering achter een bankje geplaatst) ongegeneerd over de schoonheid van de indiaan, indianen in de DDR en het belang van een museum voor een schrijver die de hele wereld uit zijn duim zoog. May reisde namelijk nooit - ook al staat op de flapteksten dat de jonge schrijver in de Verenigde Staten een baan ging zoeken - voor hij zijn meeste boeken had voltooid.

Maar in zijn huis verzamelde hij - gekocht op veilingen en in curiosa-winkels - meubilair en opgezette beesten van over de hele wereld. De mededeling op het omslag van de boeken dat hij als jongeman ten onrechte in de gevangenis kwam, is ook al gelogen.

In het gevang
Vier maal ging de jonge Karl May achter de tralies, voor alle varianten van diefstal en oplichting. Hij liet zich op 30 maart 1912 7 in Radebeul begraven in een getrouwe kopie van de Nike Tempel, waarvan het origineel zich op de Akropolis in Athene bevindt. Ook die tempel heeft hij nooit in het echt gezien 8.
Geen woord of zin was de fantast Karl May te pathetisch. Moeiteloos schetste hij het beeld van het romantische wilde westen. Als Old Shatterhand nog een groentje (greenhorn in de taal van May) is jaagt hij voor het eerst op bizons, hoewel zijn vriend Sam Hawkens hem waarschuwt:
„Dat laat je als je niet binnen tien minuten tot pap gestampt wilt worden! Een bizon is geen kanarie, die men op zijn vinger laat zitten zingen. (...) Ik wil je leven niet op mijn geweten hebben. Je zou recht in de kaken van de dood rijden.”
‘De kaken van de dood’ in Villa Bärenfett zijn tegenwoordig geïmpregneerd om de motten te weren. Ze hangen boven de deur van een zaaltje dat René Wagner sinds de Wende verhuurt aan allerlei verenigingen en bedrijven uit de omgeving om de exploitatie van zijn museum beter rond te krijgen. Met datzelfde doel wordt het koffieloket in de tuin verbouwd tot een echte saloon. Het naambord hangt al boven de glühwein: ‘Sam’s Saloon’ gaat deze kleine museumfoyer heten. De barman heet Günther 9.


„Ik wil je leven niet op mijn geweten hebben. Je zou recht in de kaken van de dood rijden.”


In de Villa Shatterhand, het woonhuis van de schrijver, hangen de potretten van beroemde Duitsers zoals Heinrich Mann 10, Herman Hesse 11, Karl Liebknecht 12, Bertold Brecht 13, Albert Einstein 14 en Arnold Zweig 15 die met een citaat van hun liefde voor Karl May getuigen. Er hangen ook vakantiefoto’s van Karl May, genomen in 1899 en 1900, naast, alweer, foto’s van de schrijver die in 1908 voor het eerst naar de Verenigde Staten reisde. Bij dit bezoek liet hij overigens het door hem gedetailleerd gefantaseerde Apachenland links liggen. In een kastje hangt de beroemde Zilverbuks van Winnetou en het Henrygeweer van Shatterhand. Vanwege een Springfield-geweer uit 1875 dreigde museumdirecteur Wagner twee weken geleden de gevangenis in te gaan. Het wapen, dat May ooit van zijn uitgever kreeg, was niet door het museum aangegeven en het viel - na de hereniging van de Duitslanden - onder de wapenwet die van toepassing is op schiettuig van na 1871. De rechter heeft Wagner laten gaan.

Powwow
Publiciteitsman Grimmer, gekleed in houthakkershemd, spijkerbroek en cowboylaarzen met sporen, overhandigt zijn visitekaartje met daarop als contactadres Indianistikklub SIOUX-KEHA aan de Köhlerstrasse in Weinböhla. Grimmer is dank zij Karl May al dertig jaar aan indianen verslaafd en lid van de indianenclub in zijn dorp.
Hoewel over de hele wereld zo’n honderd miljoen boeken van May zijn verkocht zal de verering voor Winnetou en zijn blanke broeder Old Shatterhand in de voormalige DDR het verst zijn gegaan. Het was vanaf 1945 tot 1982 verboden de 78 16 boeken (waaronder avonturen in de Oriënt) van Karl May te lezen en misschien wel dat juist daarom de mannen van middelbare leeftijd de avonturen bleven koesteren.

Zo zeer zelfs dat er op het hoogtepunt 45 indianenverenigingen bestonden in de DDR. Alleen al in de deelstaat Saksen, waar May vandaan kwam, zijn dertien verenigingen met bij elkaar duizend leden. De clubs zijn langzaam van de verering voor Winnetou over gegaan op serieuze antropologische bestudering van de indiaan aan de hand van een enkele studie die voorhanden was. En wat ze verder doen bij zo’n vereniging?


Er kwam een stroom bloed uit zijn mond. Vaarwel!

Geen regendans
„Wel”, vertelt Grimmer, „we houden Pow-wows, we leren lasso werpen, huiden naaien, pijl en boog schieten. We voeren ook in een hal dansen uit zoals de ‘Aha-Erlebnistanz’, de dans voor de jacht en de oorlogsdans maar niet de regendans want die behoort tot de streng religieuze zaken”. Paard rijden is te duur. Grimmers droomwens gaat nog dit jaar in vervulling. Een touroperator uit het westen van Duitsland heeft een groepje indianenfanaten een reis naar de Verenigde Staten aangeboden.

Krap driepak
Directeur Wagner, in driedelig krapzittend pak, bekent dat hij ook nog lid was van een andere club: de staatspartij SED. Hij ontkent dat May in de DDR verboden was (pas in 1985 mocht het museum open) maar verklaart dat zijn werk en het woonhuis in Radebeul slechts door de autoriteiten werden genegeerd. Een reden daarvoor kan zijn dat May door de nazi’s werd bejubeld en dat de klassenstrijd volledig ontbrak in de 78 deeltjes. De SED liet wel toe dat Wagner in Villa Shatterhand een privé-nerinkje exploiteerde en zo kon hij zich in een piepklein hoekje van het socialisme markteconomisch uitleven. „Hier had je de narrenvrijheid”, zegt Wagner en daarmee presenteert hij het afgesleten excuus dat het partijlidmaatschap die vrijheid mogelijk maakte.
Het museum verwacht een grote toeloop van publiek, al is volgens de beheerders, de belangstelling van over de hele wereld altijd groot geweest. „Er komen hier zelfs indianen”, vertelt René Wagner trots, „Nou ja, toch gemiddeld één per jaar”.

Ter gelegenheid van alle jubilea dit jaar wordt de hele collectie in de Villa’s opnieuw gerangschikt. Maar de brullende beer blijft achter het bankje.

Karl May Museum, Karl May Strasse 5, Radebeul. Dagelijks van 9 tot 5 uur.




  [1]In: Trouw, 30 maart 1992.
  [2]In de Nederlandse Karl May Pockets-serie is „De dood van Winnetou” (deel 12) elf delen later dan „Winnetou, het grote opperhoofd” (deel 1). Andere Nederlandse May-edities waren niet genummerd. In de Duitse Gesammelte Werke is „Winnetou III” (Band 9) overigens slechts twee delen later dan „Winnetou I” (Band 7).
  [3]René Wagner (* 20 maart 1950) was van 1986 tot 2013 en in 2020 directeur van het Karl-May-Museum in Radebeul.
  [4]Over Helmut Grimmer weet ik niet meer dan wat hier staat: p.r.-medewerker van het Karl-May-Museum, in ieder geval rond 1991/1992.
  [5]Villa „Bärenfett” werd pas tussen 1926 en 1928 gebouwd door Patti Frank (artiestennaam van Ernst Johann Franz Tobis, * 19 januari 1876 , † 23 augustus 1959), dus 16 resp. 18 jaar na Mays dood!
  [6]In Nederland, waar wij helaas nooit schrijvers van het kaliber Karl May hebben gekend, wordt bijzonder graag met enig dedain op Duitslands meest gelezen schrijver en zijn fans neergekeken; vooral negatieve opmerkingen over zijn leven worden graag uitvergroot, zoals het verhaal dat hij nooit in het Midden-Oosten of Amerika zou zijn geweest. Dat is hij dus wel: in 1899/1900 resp. 1908, toegegeven: lang nadat hij de meeste van zijn boeken had geschreven, maar toch ... De collectie indianica in Villa „Bärenfett” is grotendeels door Patti Frank (artiestennaam van Ernst Johann Franz Tobis, * 19 januari 1876 , † 23 augustus 1959) in de Verenigde Staten aangeschaft.
  [7]In Europa is het uiterst ongebruikelijk om op de dag van overlijden begraven te worden, sterker nog: het is wettelijk niet eens toegestaan. Aangezien Karl May op 30 maart 1912 overleed, moest men met zijn begrafenis wachten tot 4 april.
  [8]Ook dit is klinkklare nonsens. Op de avond van 14 juli 1900 bezochten Karl en Emma May en het bevriende echtpaar Richard en Klara Plöhn minstens voor de tweede keer binnen één week de Akropolis. Op die avond besloot het viertal om in Radebeul een grafmonument te laten bouwen waarin alle vier bijgezet zouden worden. Het grafmonument, ontworpen door de Radebeuler architect Paul Friedrich Ziller (* 30 mei 1846 , † 11 maart 1931), is inderdaad een kleine kopie van de Nikètempel (448-427 v.C.) op de Akropolis. Paul Zillers oudere broer, Ernst Moritz Theodor Ziller (Grieks: Ἐρνέστος Τσίλλερ, * 22 juni 1837 , † 4 november 1923), die zowat in zijn eentje heel Athene – vanaf 1833 de Griekse hoofdstad – heeft volgebouwd met neoclassistische bouwwerken, ontwierp het grafmonument van de beroemde archeoloog Heinrich Schliemann (voluit: Johann Ludwig Heinrich Julius Schliemann, * 6 januari 1822 , † 26 december 1890): eveneens een kleine kopie van de Nikètempel, maar op een hoog podium en met gek genoeg Dorische zuilen in plaats van Ionische, zoals de originele tempel en het graf van Karl May hebben.
Zo gezegd, zo nog niet gedaan. Plöhn was dus in 1901 gestorven en kwam als eerste in het Radebeuler grafmonument te liggen; weduwe Klara Plöhn zorgde ervoor dat Mays eerste echtgenote, Emma, werd „kaltgestellt” en inwilligde in een scheiding. Nog geen twee maanden na de scheiding trouwen Karl en Klara May; Emma stierf in 1917 in een sanatorium in Arnsdorf bij Dresden en kwam terecht in een inmiddels geruimd graf op het terrein van dit sanatorium. Niet geheel volgens de oorspronkelijke afspraak werd Klara’s moeder Wilhelmine Beibler-Höhne (* 31 juli 1837 , † 27 juni 1909) in 1909 bijgezet in het grafmonument, net als Karl May zelf, drie jaar later. In 1942 zette Klara May de kroon op haar schanddaden door de stoffelijke resten van haar eerste man én haar bloedeigen moeder uit het monument te laten halen en in Tolkewitz te laten cremeren.
Naar verluidt kwam zij tot deze verschrikkelijke daad uit angst dat de feestelijkheden rondom Karl Mays honderdste verjaardag op 25 februari 1942 geen doorgang zouden vinden omdat Richard Plöhn volgens de Neurenberger rassenwetten een halfjood was, hetgeen ten eerste natuurlijk geen geldig argument mag zijn voor deze schanddaad en ten tweede kan deze argumentatie ook niet kloppen, want de kisten met de stoffelijke resten van Richard Plöhn en nota bene van Klara’s eigen moeder werden pas op 28 april 1942 uit het graf in Radebeul gehaald en op dezelfde dag gecremeerd in Tolkewitz, waarna de beide urnen op 13 mei 1942 op het urnengrafveld Tolkewitz werden bijgezet. Zou het niet zo kunnen zijn zoals in het artikel uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 6 augustus 1968 al wordt aangegeven, dat de officiële genodigden aan de herdenkingsplechtigheid inderdaad afzegden en dat de boze vrouw – die dus letterlijk over lijken ging! – daarna pas uit boosheid hierover én om dergelijke afzeggingen in de toekomst te voorkomen, tot haar gruwelijke daad is gekomen?
Klara zelf stierf op 31 december 1944 en werd in de eerste dagen van 1945 in het monument begraven, dat sindsdien dus twee van de oorspronkelijk bedoelde vier overledenen herbergt.
  [9]onbekend.
[10]Heinrich Mann (* 27 maart 1871 , † 11 maart 1950) was een Duits schrijver. Zijn bekendste werken zijn „Professor Unrat oder Das Ende eines Tyrannen” (dat later verfilmd werd als „Der blaue Engel”), „Der Untertan, „Die Armen”, „Der Kopf” (deze drie vormen samen de Kaiserreich-Trilogie) en de in Amsterdam bij Querido uitgegeven romans „Die Jugend des Königs Henri Quatre” en „Die Vollendung des Königs Henri Quatre”.
[11]Hermann Hesse (voluit: Hermann Karl Hesse, * 2 juli 1877 , † 9 augustus 1962) was een Zwitsers, Duitstalig schrijver, dichter en schilder. Zijn bekendste werken zijn „Peter Camenzind”, „Siddharta. Eine indische Dichtung”, „Der Steppenwolf”, „Narziß und Goldmund” Voor zijn literaire werk ontving hij in 1946 de Nobelprijs voor Literatuur.
[12]Karl Liebknecht (* 13 augustus 1871 , † 15 januari 1919) was een Duitse communistische agitator, die van 1900 tot 1915 lid was van de (linkervleugel van de) Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD), tot hij met deze partij brak en samen met o.a. Rosa Luxemburg, Franz Mehring en Clara Zetkin de nog radicalere Spartakusbund oprichtte.
[13]Bertolt Brecht (eigenlijk: Eugen Berthold Friedrich Brecht, * 10 februari 1898 , † 14 augustus 1956) was een Duitse dramaturg, librettist en lyricus. Zijn bekendste werk is de „Dreigroschenoper” (op muziek gezet door Kurt Weill), maar ook „Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny”, „Die heilige Johanna der Schlachthöfe”, „Die Horatier und die Kuriatier”, „Furcht und Elend des Dritten Reiches”, „Leben des Galileis”, „Mutter Courage und ihre Kinder”, „Der gute Mensch von Sezuan”, „Der aufhaltsame Aufstieg des Arturo Ui” en „Der kaukasische Kreidekreis” zijn beroemd gebleven.
[14]Albert Einstein (* 14 maart 1879 , † 18 april 1955) was een Duits, later Zwitsers en nog later Amerikaans theoretisch natuurkundige van Joodse afkomst. In 1921 ontving hij voor zijn verdiensten voor de theoretische natuurkunde, en met name voor zijn ontdekking van de wet van het foto-elektrisch effect de Nobelprijs voor de Natuurkunde.
[15]Arnold Zweig (* 10 november 1887 , † 26 november 1968) was een Duits schrijver. Hij was een tijdgenoot, maar geen familie van Stefan Zweig (* 28 november 1881 , † 22 februari 1942). Hij schreef o.a. „Novellen um Claudia”, „Ritualmord in Ungarn”, „Der Streit um den Sergeanten Grischa”, „De Vriendt kehrt heim”, „Bilanz der deutschen Judenheit. Ein Versuch”, „Erziehung vor Verdun” en „Was der Mensch braucht”.
[16]In 1992 bestond de Gesammelte Werke-serie nog uit 74 delen! Inmiddels (2023) is de serie overigens gegroeid tot zesennegentig boeken.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website