Doek dreigt te vallen voor Karl Maymuseum

In ‘Villa Old Shatterhand’ blijven bezoekers weg


Hans Hoogendijk 1


De krakend in elkaar zakkende Oostduitse economie sleept ook tientallen culturele instellingen mee in zijn vrije val. Het eens bloeiende toneel- en theaterleven is vrijwel kapot, voor de sport is geen geld meer en musea moeten sluiten. Ook voor het Karl-Maymuseum in Radebeul dreigt het doek te vallen. Howgh!

De weg wijst zichzelf in Radebeul, een morsig voorstadje van Dresden. Overal staan bordjes ‘Karl-Maymuseum’. Ze leiden naar de kleine Karl-Maystraat nummer 5. Daar leefde de schrijver tot zijn dood in 1912 in de ‘Villa Old Shatterhand’. Jaarlijks vonden zo’n 250.000 mensen de weg naar Radebeul. Nu waart nog slechts een enkele bedevaartganger door de kamers waar May zijn helden ‘Old Shatterhand’ en ‘Winnetou’ hun avonturen liet beleven. Maar hoe lang blijven de poorten van dit historische herenhuis nog open? Directeur René Wagner (41 jaar en sinds zes jaar aan het museum verbonden) 2 ziet de toekomst somber in. „Het aantal bezoekers is drastisch teruggelopen. Vroeger kwamen er bijvoorbeeld jaarlijks zo’n 70.000 mensen uit Polen en Tsjechoslowakije, maar sinds de invoering van de D-mark is het hen veel te duur geworden. De fans uit eigen land hebben andere zorgen aan hun hoofd en bezoekers uit het Westen hebben de weg blijkbaar nog niet gevonden.”

In de kamer waar eens Karl May zijn ‘De Schat van het Zilvermeer’ 3 schreef, is maar weinig wat aan hem herinnert. Een gevolg van de Duitse deling, vertelt Wagner. In Radebeul is namelijk niet het enige May-museum gevestigd. Het andere staat in het Beierse Bamberg, waar ook de uitgeverij is gevestigd die de naam draagt van de enige auteur in het fonds: Karl May Verlag. Na de oorlog lag Radebeul in het door de communisten bezette deel van Duitsland. De eerste Oostduitse heersers vonden de schrijver een ‘onrealistische nationalistische chauvinist’ en verboden zijn boeken.
De zoons van Mays uitgever E.A. Schmid 4, wier vader in 1912 alle rechten had verkregen van Mays weduwe Klara, verhuisden naar Bamberg. Voor een habbekrats mochten ze later niet alleen alle auteursrechten meenemen, maar ook de enorme bibliotheek en de meeste eigendommen van May. In Radebeul verviel het echte May-huis en de in 1926 gebouwde blokhut ‘Villa Berevet’, waarin te zien is hoe Noordamerikaanse jagers en trappers zich tegen sneeuwstormen, grizzlyberen en natuurlijk vijandig gezinde indianen weerden. Het enige wat in de ex-DDR bleef, was de Stichting Karl May, die overigens flinke bezittingen heeft, waar de huidige directeur tot zijn grote spijt (nog) niet aan kan komen.


Directeur René Wagner bij de ingang van ‘Villa Berevet’.
Foto GPD

Stasi

Begin jaren ’80 beleefde May ook in toenmalig Oost-Duitsland een renaissance. De machthebbers ontdekten pedagogische kwaliteiten in zijn werk en Villa Old Shatterhand werd het tweede May-museum. Maar aangezien in de staat van Honecker 5 niemand werd vertrouwd, hield de almachtige Stasi ook daar een oogje in het zeil. In na de Wende in Dresden gevonden Stasi-dossiers stuitten onderzoekers op de mysterieuze afkorting ‘KMS.5.1 MiKWIKD-DDN-land’ ofwel: ‘Karl-Maystraat 5, eerste verdieping, conspiratieve woning, Kreisdienststelle Dresden-land’. Wagner, zelf korte tijd ervan verdacht Stasi-medewerker te zijn geweest: “De kamer waarin we nu zitten, is de bedoelde ruimte. Maar ik kan mij niet voorstellen dat Stasi-officieren hier samenzweerderig bijeenkwamen met informanten. Mocht het zo zijn, dan is het buiten mijn medeweten gebeurd.”
Wat is toch eigenlijk zo fascinerend aan deze kleine schrijver uit Saksen, dat niet alleen de Stasi zich nog voor hem interesseerde, maar dat zijn werk ook nu nog onderwerp van zoveel wetenschappelijk onderzoek is? Iedereen zag in Karl May, alias Old Shatterhand, alias Kara ben Nemsi, alias Karl Hohental, alias Ernst von Linden, alias D. Yam, alias prins Muhamel Lateaumont, wat men wilde. De Duitse vooroorlogse communisten dweepten met de humanist May. Hitler beval de boeken van zijn lievelingsauteur aan op de hogere krijgsscholen, omdat hij gevechten zo plastisch schilderde. Godfried Bomans 6 bekende dat hij niet alleen als kind had genoten van het ‘Howgh’ van Winnetou, maar de boeken ook als volwassene nog verslond.

Ongebroken

Wetenschappers vliegen elkaar tot de dag van vandaag in de haren over de vraag of May schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van jongeren. Maar terwijl in ons land de anti-autoritaire pedagogen er na jarenlange strijd in zijn geslaagd May van de meeste boekenplanken te verdrijven, is zijn faam in veel andere landen, waaronder natuurlijk Duitsland, ongebroken.
Zijn beeltenis en die van zijn helden Old Shatterhand en Winnetou sieren kniekousen, gummetjes, schriften, bierglazen en potloden. Alleen in het Duits zijn al 90 miljoen exemplaren van zijn werk verkocht. De oplagen in ruim 30 andere talen zijn onbekend. De Karl May Gesellschaft is na enkele naïeve pogingen om de schrijver op gelijke hoogte met Goethe 7 te brengen, intussen een serieuze instelling geworden. De KMG organiseert symposia over het fenomeen May en heeft zijn spannende biografie uitgegeven. Karl May, een bandiet, een leugenaar, een groot schrijver, een pacifist, een humanist of alles tegelijk? Lectuurpsychologen hebben die vraag nog nooit eenduidig kunnen beantwoorden.

Blind

Eerst de feiten. Karl May werd als zoon van een arme wever geboren in het Ernstdal in het Ertsgebergte aan de grens met Tsjechoslowakije. De eerste vier jaar van zijn leven was hij blind als gevolg van een infectie bij de geboorte. Zijn grootmoeder las hem uitsluitend sprookjes voor en toen May het licht in zijn ogen terug kreeg, was dat een wreed ontwaken. Veertig jaar later verwerkte hij in ongekend gedreven stijl zijn jeugdfrustratie in de roman ‘De verloren zoon’. Vader May dwong zijn intelligente spruit onder meer tot het klakkeloos overschrijven en dom uit het hoofd leren van aardrijkskundeboeken, waardoor hij later perfecte lokatiebeschrijvingen kon geven. Eigenlijk zou Karl May naar de universiteit gaan, maar daarvoor ontbrak het geld. Op de kweekschool ging het mis na een paar kruimeldiefstallen, die hij waarschijnlijk pleegde om zijn ouders eindelijk eens een geschenk te kunnen geven. De jonge May belandde voor zes weken in de cel. “Dat werkte als een dreun op mijn hoofd, waarvan de kracht zo groot was dat men van binnen in elkaar klapt,” schreef hij later.
Als 22-jarige trok hij als oplichter door Duitsland. Zo liet hij als ‘Dr. Heilig’ een maatcostuum maken en pikte het mee. Ook gaf hij zich uit als politieman, die bij winkeliers in de kas moest kijken omdat er vals geld in omloop zou zijn. Op de vlucht voor de justitie, bedacht hij zijn eerste, zo realistische reisverhaal, dat hij de recherche vier weken voor de gek wist te houden. Daarna liep het goed fout. In totaal bracht May zeven jaar in de gevangenis door, maar een recidivist of zelfs een gevaarlijke crimineel? Nee.
Deskundigen zijn het erover eens dat Karl May handelde uit wrok tegen een samenleving, waarin hij zijn plaats niet kon vinden.

Pulp

In de cel legde hij de basis voor zijn latere werk. Net als veel schrijvers in die tijd verdiende May het snelle geld met pulp. Voor zijn uitgever Münchmeyer 8 produceerde hij vijf feuilletons van elk 2.500 pagina’s. Het richtte de schrijver geestelijk bijna ten gronde. Tussen de bedrijven door verschenen zijn eerste indianenverhalen. Pas nadat hij rond 1890 bij de uitgever Fehsenfeld 9 belandde, kwam de doorbraak.
Hij kreeg het voor die dagen schitterende honorarium van 60.000 mark per jaar voor de uitgave van zijn ‘Gesammelte Erzählungen’. Daarin legde May de basis voor zijn later zo veelvuldig gecopieerde vertelstijl. Stralende jonge helden overwinnen steeds donkerharige boosdoeners, godvrezende mensen worden beloond, de anderen gedood of tot het christendom bekeerd. Verzuchtte niet Winnetou op zijn sterfbed ‘Ik ben een christen’. Maar bij al zijn sympathie voor de ‘roodhuiden’, zijn het toch steeds de Duitsers die de betere mensen zijn. “Am deutschen Wesen soll die Welt genesen,” was de boodschap van Karl May. Fehsenfeld gaf tot Mays dood 33 banden uit, waaruit 74 boeken resulteerden 10.
Hoewel hij werd ontvangen door de koningen en keizers van de Duitstalige wereld, wist May dat zijn hele roem op een rottend fundament rustte en dat zijn boeken vooral werden verslonden, omdat de lezers meenden dat zijn epistels nog nat van het indianenbloed bij de uitgever belandden. May identificeerde zich totaal met zijn helden. Aan de Oostenrijkse troonopvolger vroeg hij bijvoorbeeld: „Zal ik als cowboy of als schrijver met u spreken”? Een fan kreeg te horen “Ik ben Old Shatterhand en ik ben Kara ben Nemsi.” De goegemeente geloofde hem. Betekende Kara ben Nemsi immers niet ‘Karl, de zoon van de Duitsers’?
Om de mythe compleet te maken, poseerde Karl May honderden keren als Old Shatterhand en hing zijn huis vol lasso’s, sjerpen, indianentooien, cowboyuitrustingen en ga maar door. De waarheid was dat hij nog nooit een voet buiten Duitsland had gezet en nauwelijks een woord over de grenzen sprak, hoewel hij zonder bliken of blozen beweerde 40 talen te beheersen en er 1200 te kunnen verstaan.

Procederen

De ironie van het lot wilde dat zijn hele leugenachtige bouwwerk in elkaar begon te vallen toen hij voor het eerst een grote reis naar Afrika en Azië maakte om daar met genoegen vast te stellen dat al zijn beschrijvingen perfect klopten. Aan het thuisfront verspeidde zijn vroegere uitgever ‘Karl Mays Illustrierte Werke’ 11 opnieuw om mee te profiteren van diens roem. En dat waren natuurlijk de keukenmeidenromanntjes, waar hij in moeilijker tijden zijn dagelijks brood mee verdiende. May begon te procederen: de uitgever had er zo veel aan veranderd, dat hij als schrijver er niet meer verantwoordelijk voor kon zijn.
De problemen begonnen pas goed toen de riooljournalist Rudolf Leibius 12 ‘onthulde’ dat de gevierde schrijver een tuchthuisboef was, hoofdman van een roversbende zou zijn geweest, zijn eigen schoonvader had vermoord, een vrouwenverkrachter en een oplichter. Zijn ex-vrouw Emma, die bij de scheiding een zeer royale alimentatie had gekregen, trok samen met Leibius nog een paar beerputten open en de vertwijfelde May vocht voor wat hij waard was. Twaalf jaar lang procedeerde hij en het kostte hem een vermogen. Aan zijn advocaat schreef hij in die dagen: „In geen geval mag ik tegenover het verslaggeversvolk de vreselijke fout begaan toe te geven dat ik in de gevangenis heb gezeten. Dat zou mijn hele levenswerk vernietigen. Ik wil liever sterven dan dat toe te geven.” Uiteindelijk werd hij min of meer vrijgesproken en in de autobiografie ‘Mein Leben und Treiben’ legde hij rekening en verantwoording af. Sindsdien hebben zich tientallen deskundigen het hoofd gebroken over de vraag waarom May niet veel eerder opheldering heeft verschaft. Hun verklaring: May kon het niet, omdat hij zich één voelde met zijn helden. Als hij zich verkleedde als Winnetou 13, voelde hij zich de indianenhoofdman en toen hij beweerde “geen van de personen en geen van de gebeurtenissen die ik beschrijf, is bedacht,” meende hij dat.

Surrealisme

Toch besloop hem 13 jaar voor zijn dood het gevoel te hebben gefaald. Tijdens die eerste grote buitenlandse trip probeerde hij de twijfels over zijn kunstenaarsschap te compenseren met religieuze gedichten (Himmelsgedanken). De late May wilde voor de mensheid een boodschap achterlaten. Tussen de processen door schreef hij in 1907 de roman ‘Ardistan en Dsjinnistan’, waarin hij het ideaalbeeld van een pacifistische verlossing ontwerpt, dat hem vandaag de dag zelfs de reputatie van een voorloper van het surrealisme heeft opgeleverd.
Kort voor zijn plotselinge dood op 30 maart 1912 beleefde de aangeslagen May nog een grote triomf toen in Wenen 3000 aanhangers, onder wie de Nobelprijswinnares Bertha von Suttner 14 en — volgens nooit bevestigde berichten — Adolf Hitler, hem toejubelden.
In Radebeul vecht ondertussen directeur René Wagner voor het overleven van het échte May-museum. Maar de Bambergers hebben nog niets van zich laten horen. Wagner: “Dat ligt allemaal wat moeilijk gezien het verleden. Ze weten van onze problemen. Wij hebben stappen ondernomen, maar nogmaals ik beschuldig niemand...”
Karl May verdeelt de geesten zelfs nog ruim 80 jaar na zijn dood.


  [1]In: Nieuwsblad van het Noorden, 30 maart 1991.
Op 2 maart 1991 was hetzelfde artikel, in vrijwel dezelfde bewoordingen, maar dan onder de titel „Voor Maymuseum dreigt doek te vallen. In ‘Villa Old Shatterhand’ waart nog slechts de geest van de schrijver; de bezoekers blijven weg” ook al verschenen in het Utrechts Nieuwsblad.
  [2]René Wagner (* 20 maart 1950) was van 1986 tot 2013 en in 2020 directeur van het Karl-May-Museum in Radebeul.
  [3]Der Schatz im Silbersee” schreef Karl May in 1890, toen hij en Emma in de Lößnitzstraße 11 woonden. Villa „Shatterhand” werd pas in 1895 gebouwd.
  [4]Dr. Euchar Albrecht Schmid (* 29 augustus 1884 , † 15 juli 1951) was op 1 juli 1913 samen met Friedrich Ernst Fehsenfeld en Klara May oprichter van het Karl-May-Verlag. Op 28 november 1913 werd vastgelegd dat Schmid tot het einde van de wettelijk bepaalde auteursrechten de enige uitvoerend directeur van de uitgever zou zijn; dat zou dus 1943 zijn, maar voor die tijd werden alle geldende auteursrechten in Duitsland door een wetswijziging verlengd tot vijftig jaar en zo bleef Schmid tot kort voor zijn dood directeur. In 1950 droeg hij de leiding van de uitgeverij over aan zijn oudste zoon, Joachim Schmid (* 29 juni 1922 , † 10 januari 2003). Ook alweer in verband met rechten, maar ook van de politieke spanningen tussen de BRD en de DDR werd Joachim tussen 1950 en 1960 de enige directeur van Verlag Joachim Schmid in Bamberg. In 1960 werd er een verdrag gesloten met de Karl-May-Stiftung in Radebeul en mocht de uitgeverij in Bamberg zich weer Karl-May-Verlag noemen; Joachim bleef daarvan directeur van 1960 tot 1993, maar nu met zijn beide jongere broers Lothar (* 10 mei 1928 , † 18 mei 2013) en Roland (* 15 mei 1930 , † 4 januari 1990). Van 1993 tot 2003 was Lothar de enige directeur, van 2003 tot 2007 was hij dat samen met zijn zoon Bernhard (* 29 maart 1962) en vanaf 2007 is Bernhard – de derde generatie – de enige directeur van de uitgeverij. Een vierde zoon van Dr. Euchar Albrecht Schmid, Wolfgang (* 1924) is in de oorlog aan het oostfront gesneuveld.
  [5]Erich Honecker (voluit: Erich Ernst Paul Honecker, * 25 augustus 1912 , † 29 mei 1994) was van 29 oktober 1976 tot 18 oktober 1989 de voorlaatste voorzitter van de Staatsraad van de Duitse Democratische Republiek en vanaf 3 mei 1971 tevens secretaris-generaal van het centraal comité van de SED, beide eufemismen voor het begrip „communistische dictator”
  [6]Godfried Bomans (voluit: Godfried Jan Arnold Bomans, * 2 maart 1913 , † 22 december 1971) was een Nederlandse schrijver, columnist en mediapersoonlijkheid. Zijn bekendste boeken zijn „Pieter Bas”, „Erik of het klein insectenboek”, „De avonturen van Pa Pinkelman”, „Avonturen van Tante Pollewop” en de lagere school-lectuur-serie „Pim, Frits en Ida”. Van zijn hand is het artikel „Het ruikt hier naar gas. Een poging tot begrip van Karl May” in Elseviers Weekblad, 24 augustus 1963, elders op deze site.
  [7]Johann Wolfgang Goethe (* 28 augustus 1749 , † 22 maart 1832; sinds 1782 von Goethe) was de grootste dichter en dramaturg die Duitsland ooit gekend heeft; daarnaast was hij wetenschapper, romanschrijver, filosoof, natuuronderzoeker en staatsman. Bekende werken van hem zijn (o.a.) „Heidenröslein”, „Wandrers Sturmlied”, „Götz von Berlichingen”, „Die Leiden des jungen Werthers”, „Egmont”, „Iphigenie auf Tauris”, „Torquato Tasso”, „Der Erlkönig”, „Römische Elegien”, „Reineke Fuchs”, „Wilhelm Meisters Lehrjahre”, „Xenien” (samen met Friedrich (von) Schiller);, „Faust. Eine Tragödie”, „Hermann und Dorothea” „Pandora”, „Wilhelm Meisters Wanderjahre”, „Die Wahlverwandtschaften”, „Zur Farbenlehre”, „Aus meinem Leben. Dichtung und Wahrheit”, „Italienische Reise”, „Über Kunst und Altertum”, „West-östlicher Divan”, „Marienbader Elegie”, „Faust. Der Tragödie zweiter Teil” en „Einzelnheiten, Maximen und Reflexionen”.
  [8]Heinrich Gotthold Münchmeyer (* 29 juni 1836 , † 6 april 1892) was uitgever en colportageboekhandelaar in Dresden.
Van maart 1875 tot december 1876 was Karl May aan deze uitgever verbonden en redigeerde hij de tijdschriften Der Beobachter an der Elbe (dat van 1874 tot 1875 bestond), Deutsches Familienblatt. Wochenschrift für Geist und Gemüth zur Unterhaltung für Jedermann (1875-1877; hierin publiceerde May zijn eerste indianenverhalen), Schacht und Hütte. Blätter zur Unterhaltung und Belehrung für Berg- Hütten- und Maschinenarbeiter (1875-1876) en Feierstunden am häuslichen Heerde. Belletristisches Unterhaltungs-Blatt für alle Stände (1876-1877; hierin publiceerde May zijn eerste verhalen over de Oriënt).
Tussen 1882 en 1887 schreef Karl May zijn vijf grote colportageromans voor Verlag H. G. Münchmeyer: „Waldröschen oder die Rächerjagd rund um die Erde” (december 1882-augustus 1884; 2.612 pagina’s), „Die Liebe des Ulanen – ein packender Fortsetzungsroman über den deutsch-französischen Krieg 1870/71” (september 1883-oktober 1885; 1.724 pagina’s), „Der verlorne Sohn oder Der Fürst des Elends. Roman aus der Criminal-Geschichte” (augustus 1884-juli 1886; 2411 pagina’s), „Deutsche Herzen – Deutsche Helden” (december 1885-januari 1888; 2.610 pagina’s) en „Der Weg zum Glück – Höchst interessante Begebenheiten aus dem Leben und Wirken des Königs Ludwig II. von Baiern” (juli 1886-augustus 1888; 2.616 pagina’s).
  [9]Friedrich Ernst Fehsenfeld (* 16 december 1853 , † 16 september 1933) was een uitgever te Freiburg im Breisgau; hij gaf vanaf 1892 Karl Mays Gesammelte Reise-Erzählungen uit en was mede-oprichter van het Karl May Verlag.
[10]De Gesammelte Werke waren in 1991 inderdaad aangegroeid tot 74 delen, maar het grootste deel daarvan heeft niets te maken met de reisverhalen, zoals ze bij Fehsenfeld waren verschenen, want die beslaan - bewerkt en wel - alleen de eerste 33 delen van de reeks!
[11]Mays vroegere uitgever, Heinrich Gotthold Münchmeyer, was toen allang dood (vgl. noot 7)! Tegen de uitdrukkelijke wens, testamentair vastgelegd, van Münchmeyer, had zijn weduwe, Pauline Münchmeyer (voluit: Ida Pauline Münchmeyer-Ey, * 14 juni 1840 , † 17 mei 1928), de uitgeverij in 1899 verkocht aan een zekere Adalbert Fischer (voluit: Johannes Adalbert Fischer, * 3 december 1855 , † 7 april 1907), die met het overnemen van de Verlag H. G. Münchmeyer maar één doel had, nl. het opnieuw uitgeven van Karl Mays colportageromans, nu met enkele toegevoegde passages.
[12]Rudolf Lebius (* 4 januari 1868 , † 4 april 1946) was een Duitse journalist van het dubieuze soort, uitgever, vakbondsleider en antisemitisch politicus; nadat zijn poging om Karl May af te persen mislukt waren, werd hij diens vuigste tegenstander.
[13]Karl May heeft zich nooit verkleed als Winnetou, wel - voor enkele kostuumfoto’s - als Old Shatterhand!
[14]Bertha von Suttner (voluit: Bertha Sophia Felicita Freifrau von Suttner, geborene Gräfin Kinsky von Wchinitz und Tettau, * 9 juni 1843 , † 21 juni 1914), was en Oostenrijkse pacifiste en schrijfster. Zij was in 1905 de eerste vrouw die de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, vooral vanwege haar in 1899 gepubliceerde roman „Die Waffen nieder!”. Zij overleed exact één week vóór de aanslag op Franz Ferdinand, die de aanleiding zou worden tot een van de ernstigste oorlogen aller tijden.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website