De hele Bibelebontse berg.

De geschiedenis van het kinderboek in Nederland & Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden


Harry Bekkering (e.a.) 1




p. 277 :
          Het derde voorbeeld dat hier ter sprake komt is August Niemanns Pieter Marits. Lotgevallen van een Transvaalschen Boerenjongen (twee delen, 1885-1887), de vertaling van Pieter Marits, der Burensohn von Transvaal. August Niemann (1839-1919) 2 was

p. 278 :
een tijdgenoot van Karl May (1842-1912). Beide Duitse auteurs schreven verhalen vol gevechten en gevaren, dapperheid en vriendschap, die speelden in verre landen. Karl May schreef zijn verhalen niet opzettelijk voor de jeugd. De jeugd heeft zijn boeken geannexeerd. Pieter Marits 3 is wel voor de jeugd geschreven; het werd enorm populair: nog in 1980 verscheen er een herdruk [...]

p. 320 :
          Daar staan echter getuigenissen van tijdgenoten tegenover. Zo oordeelt Cornelis Veth 4 buitengewoon mild over de boeken van Aimard 5, die hij ‘niet gansch onstichtelijk’ noemt; de liefde voor de natuur, voor vreemde volkeren en voor de vrijheid weegt ruimschoots op tegen ‘het beetje bloeddorst’ en ‘de vele onzin’ (Veth, 1912). Theo Thijssen 6 gaat nog veel verder in zijn tijdschrijft De Nieuwe School: ‘Erger nog, ik heb de stellige overtuiging, dat die heerlijke boeken van Aimard machtig veel hebben bijgedragen tot mijn geestelijke groei; ik weet zeker, dat ik veel minner soort mens geweest zou zijn, als Aimard niet had meegedaan aan m’n opvoeding. En als het waar is, dat de tegenwoordige jeugd als gevolg van kwasi-pedagogische kletscampagnes tegen de avonturenboeken, minder Aimard en minder Marryat [Captain Marryat, 1792-1848, auteur van spannende zee-avonturenverhalen] 7 [...] te lezen krijgt dan vroeger, dan beweer ik, dat ie bij ons vergeleken, heel wat te kort komt.’ (Geciteerd naar De Vries, 1989 8).
          Jaren later houdt Godfried Bomans 9 soortgelijke betogen, en, al zijn zijn voorbeelden andere auteurs (James Fenimore Cooper 10, Karl May), het gaat in wezen om hetzelfde. De avonturenroman dankt in Bomans’ visie zijn succes aan het feit dat de hoofdpersoon een held is, met wie de lezer zich nu eenmaal graag identificeert. Het thema is altijd: de held die wint. Hij legt, net als Blokker (1974) 11, maar dan in positieve zin, verband met de ‘grote’ literatuur: of de held nu Odysseus 12 heet of Buffalo Bill 13, Aeneas 14 of Sherlock Holmes 15, dat doet niet terzake. Waar het om gaat, is dat hij alle gevaren trotseert en eindigt als overwinnaar. Volgens Bomans is er maar één manier om minderwaardige avonturenverhalen - hij doelt dan op kioskromans als Lord Lister 16 en Dick Bos 17 - te bestrijden: met goede avonturenverhalen. Daarom moet men kinderen het werk van, en daar verschijnen ze weer, Karl May, James Fenimore Cooper en Paul d’Ivoi 18 in handen geven. Het is onzin om te denken dat men hun ooit zou kunnen verbieden avonturenverhalen te lezen en er is ook niets op tegen: ‘Nog nooit is er een jongen gesignaleerd, die zijn vriendinnetje op een spoorrail vastbond en met een mes doorstak, omdat hij dat

p. 322 :
ergens in een Indianenverhaal gelezen had. Een jongen die dat doet, is niet wijs. Een andere verklaring is er niet’ (Bomans, 1948).
          Opvallend is dat geen van de geciteerde auteurs in zijn voorbeelden refereert aan al of niet jeugdliteraire geschriften - want de schrijvers die genoemd worden, schreven niet primair voor kinderen - van Nederlandse makelij. Slaat men de beide deeltjes Dát was nog eens lezen! 19 op, dan doet zich daar (bijna) hetzelfde verschijnsel voor. Geert van Beek 20 adoreert Winnetou; A. den Doolaard 21 spreekt over legendarische Indianenbevechters als Old Shatterhand en Old Firehand; Rinus Ferdinandusse 22 treurt nu nog om Winnetous dood; ook Han G. Hoekstra 23 las natuurlijk alle Karl Mays en noemt eveneens Aimard; en zelfs een vrouwelijk auteur als An Rutgers van der Loeff 24 wilde niets liever dan Winnetous sporen drukken; J.C. van Schagen 25 vermeldt het zo langzamerhand bijna bekende rijtje, Karl May, Gustave Aimard en Paul d’Ivoi; Bob den Uyl 26 kon niet loskomen van Dumas’ De drie musketiers 27; Adriaan van der Veen 28 las en herlas alles van Karl May en vermeed De dood van Winnetou, voor hem mócht Winnetou niet dood, maar vond ook de werken van Paul d’Ivoi en Captain Marryat opwindende lectuur; Winnetou en de zeerovers acht Leo Vroman 29 het schitterendste boek uit zijn jeugd; Hans Berghuis 30 wijdt een gedicht aan Winnetou en Karl May blijkt voor F. van den Bosch 31 vooral een magistraal verteller te zijn; Rein Bloem 32 bewierookt Steubens Tecumseh 33 (‘de Bergleeuw’ voor insiders). [...]

p. 418 :
          Elke man kan slapend een boekenheld uit zijn jeugd, iemand uit Karl May, of Jules Verne 34 of Arendsoog 35 noemen die naar zijn zeggen zijn leven beïnvloed heeft. Dat zijn de geaccepteerde Helden van de mannelijke jeugd. Sommige vrouwen hebben hun eigen Heldinnen: Joop ter Heul 36 , Jet van Marle 37 of Margreet Albrecht, de hoofdpersoon uit Sturmfels 38 . [...]

p. 625 :
          Een goede greep van Becht 39 waren de Karl May-boeken, waarvan er in de loop der jaren zo’n 450000 werden verkocht. Maar Becht wilde graag oorspronkelijk Nederlands werk uitgeven en probeerde dus Nederlandse auteurs aan zich te binden. Van hen zijn uit de beginperiode de belangrijkste Tine van Berken 40 , Top Naeff (School-idyllen, 1900, waarover De Groene Amsterdammer schreef: ‘Top! gij, jonge schrijfster, wat hebt ge aan ’t jonge Nederland daar een alleraardigst boek bezorgd...’) en J.B. Schuil 41 , wiens Jan van Beek in 1909 verscheen. Niet lang na de eerste wereldoorlog nam de volgende generatie Bechts 42 het bewind over. De jongste zoon had een jaar bij Scheltema & Holkema 43 in Amsterdam gewerkt, zijn broer volontairde bij De Erven Loosjes 44 in Haarlem. De tweede wereldoorlog legde Uitgeverij Becht vrijwel lam. [...]


  [1]Amsterdam, Em. Querido’s Uitgeverij B.V., 1989.
ISBN 90 214 6554 X / CIP / NUGI 644.
  [2]Pieter Marits; lotgevallen van een Transvaalschen Boerenjongen” is de Nederlandse vertaling van „Pieter Maritz, der Burensohn von Transvaal”, een jongensboek uit 1910 van August Niemann (voluit: August Wilhelm Otto Niemann, * 27 juni 1839 , † 17 september 1919).
  [3]Piet Retief (voluit: Pieter Maritz Retief, * 12 november 1780 , † 6 februari 1838) was een leider van de Voortrekkers, de stichters van de Boerenrepublieken, die onder druk van de Britten de Kaapkolonie verlieten met De Grote Trek. Retief werd vermoord door de ook door Karl May genoemde Zoeloekoning Dingaan (* ± 1795 , † 1840). Naar de vermoorde Voortrekker is de stad Pietermaritzburg genoemd.
  [4]Cornelis Veth (voluit: Anne Cornelis Veth, * 3 maart 1880 , † 5 maart 1962) was een Nederlands illustrator, cartoonist, journalist en schrijver. Voor De Telegraaf en De Socialistische Gids was hij criticus voor toneel en beeldende kunst. Hier wordt verwezen naar zijn opstel „Jongensboeken” in: De Boekzaal, jrg. 6 (1912).
  [5]Gustave Aimard (pseudoniem van Olivier Aimard, * 13 september 1818 , † 20 juni 1883) was een Franse reiziger in Noord- Amerika, Spanje en Turkije en schrijver van avonturenromans. Beroemd zijn zijn „Les Trappeurs de l’Arkansas”, „Le Chercheur de pistes”, „La Fièvre d’Or”, „Les Chasseurs d’Abeilles”, „Le Cœur de pierre”, „L’Araucan”, „Les scalpeurs blancs”, „Par mer et par terre” en, samen met Jules Berlioz d’Auriac (* 9 juli 1820 , † 16 september 1913) geschreven, „Jim, l’Indien”.
  [6]Theo Thijssen (voluit: Theodorus Johannes Thijssen, * 16 juni 1879 , † 23 december 1943) was een Nederlands schrijver, onderwijzer, socialistisch politicus en esperantist. Zijn bekendste boek is „Kees de jongen” uit 1923, dat zich in de Amsterdamse Jordaan afspeelt. Andere bekende boeken van zijn hand zijn o.a.: „Barend Wels”, „De gelukkige klas”, „De examenidioot of De kinderexamens van 1928” en „Het taaie ongerief”.
  [7]Kapitein Frederick Marryat (* 10 juli 1792 , † 9 augustus 1848) was een Engelse schrijver, die wordt bestempeld als een van de eersten die verhalen over de zee schreef. Hij is vooral bekend van zijn autobiografische werk „Mr Midshipman Easy” en het kinderboek „The Children of the New Forest”. In Nederland is hij vooral bekend om zijn roman „The Phantom Ship”, waarin hij zijn visie verhaalt op het volksverhaal van De Vliegende Hollander, en „Masterman Ready, or the Wreck of the Pacific”, dat in het Nederlands werd vertaald door J. J. A. Goeverneur (voluit: Jan Jacob Antonie/Anthony Goeverneur, * 14 februari 1809 , † 18 maart 1889).
  [8]Anne de Vries (* 1944 , † 1 januari 2018), niet te verwarren met de gelijknamige schrijver van „Bartje” (* 22 mei 1904 , † 29 november 1964), was jarenlang hoofd van de Dienst Boek en Jeugd van het NBLC in „s-Gravenhage. Later werd hij curator kinderboeken van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en daarnaast was hij een tijd als docent jeugdliteratuur verbonden aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Van zijn hand is het hier bedoelde boek „Wat heten goede kinderboeken? De theoretische opvattingen over kinderliteratuur over kinderliteratuur en de praktijk van boekbeoordeling in Nederland, 1880-1980”, een leesbare uitwerking van zijn dissertatie.
  [9]Godfried Bomans (voluit: Godfried Jan Arnold Bomans, * 2 maart 1913 , † 22 december 1971) was een Nederlandse schrijver, columnist en mediapersoonlijkheid. Zijn bekendste boeken zijn „Pieter Bas”, „Erik of het klein insectenboek”, „De avonturen van Pa Pinkelman”, „Avonturen van Tante Pollewop” en de lagere school-lectuur-serie „Pim, Frits en Ida”. Van zijn hand is het artikel „Het ruikt hier naar gas. Een poging tot begrip van Karl May” in Elseviers Weekblad, 24 augustus 1963, elders op deze site. Hier wordt echter zijn bundel „Buitelingen” uit 1948 bedoeld.
[10]James Fenimore Cooper (* 15 september 1789 , † 14 september 1851) was een Amerikaans schrijver, die vooral bekendheid verwierf met zijn zeeverhalen en historische verhalen, de vijfdelige Leatherstocking Tales: „The Deerslayer. The First War Path”, „The Last of the Mohicans. A Narrative of 1757”, „The Pathfinder. The Inland Sea”, „The Pioneers. The Sources of the Susquehanna; A Descriptive Tale” en „The Prairie. A Tale”, met Natty Bumppo (bijgenaamd „Leatherstocking” en „Hawkeye”) in de hoofdrol; het tweede boek uit deze reeks, „The Last of the Mohicans” wordt door vriend en vijand beschouwd als zijn meesterwerk.
[11]Jan Blokker (voluit: Jan Andries Blokker sr., * 27 mei 1927 , † 6 juli 2010) was een Nederlandse journalist, columnist, schrijver, publicist en amateur-historicus, die o.a. bij de VPRO, het Algemeen Handelsblad, De Volkskrant en NRC Handelsblad werkte. Hier wordt zijn bijdrage „Het kinderboek bestaat niet” in De Volkskrant van 19 oktober 1974 bedoeld.
[12]Odysseus (Grieks Ὀδυσσεύς of Ὀδυσεύς) was de legendarische koning van Ithaca en een van de strijders in de Trojaanse Oorlog in de „Ilias” van Homerus; hij was de man die de list met het houten paard verzon. Na afloop van de oorlog zwierf hij nog eens tien jaar over en rond de Middellandse Zee alvorens hij terug kon keren naar huis, zoals beschreven wordt in de „Odyssee” van diezelfde Homerus.
[13]Buffalo Bill” was de bijnaam van William Frederick Cody (* 26 februari 1846 , † 10 januari 1917), een van de kleurrijkste figuren uit het Wilde Westen. Hij kreeg de bijnaam „Buffalo Bill” toen hij een baan aannam om de werkers aan de Kansas Pacific Spoorweg te voorzien van bizonvlees. Daarnaast had hij nog talloze andere baantjes, zoals huidenjager (trapper), stierenvanger, goudzoeker in Colorado, ruiter in de Pony Express in 1860, gids bij kolonisten-karavanen, menner van postkoetsen, soldaat in de Amerikaanse Burgeroorlog en hotelmanager, maar het beroemdst werd hij door zijn Wild West Show.
[14]Aeneas (Grieks (Oudgrieks: Αἰνείας) was een mythologische Trojaanse held en halfgod; hij was een zoon van de godin Aphrodite (Latijn: Venus) en de Trojaan Anchises. Aeneas wordt door Homerus (Grieks Ὅμηρος, * ± 850/800 v.C. (?) , † ± 800/750 v.C. (?); „Ilias”, boek 2) als een van de leiders van de Trojanen genoemd, maar in de „Aeneis” van Vergilius (voluit: Publius Vergilius Maro, * 15 oktober 70 v.C. , † 21 september 19 v.Chr.) speelt hij de hoofdrol door vanuit het brandende Troje te vluchten en na veel omzwervingen in Latium terecht te komen, waar zijn nakomelingen eeuwen later de stad Rome zullen stichten.
[15]Sherlock Holmes (* „6 januari 1854”, † „onbekend”) is de hoofdpersoon uit een serie detective-boeken (d.w.z. vier boeken en zesenvijftig korte verhalen) van de Britse schrijver Sir Arthur Conan Doyle (geboren als Arthur Ignatius Conan Doyle, * 22 mei 1859 , †, 7 juli 1930).
Het Sherlock Holmes Museum is gevestigd tussen de huisnummers 237 en 241 Baker Street in Londen.
[16]John Raffles alias „Lord Edward Lister” is een personage uit een langlopende pulpverhalenbundel dat voor het eerst in 1908 verscheen in „Lord Lister, genannt Raffles, der Meisterdieb” in het Duits. Deze Duitse verhalen werden geschreven door Kurt Matull (pseudoniem van Eduard Carl Otto Wangemann, * 25 februari 1872 , † 1920), waren Theo von Blankensee (pseudoniem van Matthias Blank, * 1881 , † 1928); zij beiden schreven 110 Lord Lister-verhalen, die in verscheidene talen werden vertaald. Nadat er Nederlandse vertalingen van de serie waren verschenen, schreef een onbekende auteur nog eens zestien verhalen; ten slotte schreef vanaf 1915 de Nederlandse journalist en schrijver Felix Hageman (voluit: Leonard Felix Hageman, * 1 augustus 1877 , † 22 januari 1966) nog ruim 700 (!) vervolgverhalen. Tot 1968 zijn er van diverse auteurs maar liefst 2965 Lord Lister-boekjes verschenen, benevens – alleen in België – nog zeventig “Valse Listers” oftewel „Antwerpse Listers”.
[17]Dick Bos is de hoofdpersoon in de gelijknamige, 76-delige Nederlandse stripreeks van Alfred Mazure (voluit: Alfred Leonardus Mazure, * 8 september 1914 , † 16 februari 1974). Dick Bos is in die serie een jiu-jitsuënde privédetective, die de misdaad op harde, maar eerlijke wijze bestrijdt.
[18]Paul d’Ivoi (pseudoniem van Paul Charles Philippe Éric Deleutre, * 25 oktober 1856 , † 6 september 1915) was een Franse schrijver wiens boeken sterk zijn geïnspireerd door Jules Verne (* 8 februari 1828 , † 24 maart 1905). Van alle navolgers van Jules Verne was Paul d’Ivoi het meest succesvol, waarschijnlijk doordat in zijn boeken de nadruk op het avontuurlijke element lag. Zijn doorbraak kwam in 1894 met de roman „Les Cinq Sous de Lavarède”, in het Nederlands vertaald als „Met een kwartje de wereld rond”. Het zou het eerste deel van een serie van 21 boeken, Les Voyages Excentriques, worden. In Nederland werden d’Ivois boeken vertaald, maar wel ingekort en aan een jeugdig lezerspubliek aangepast. Buiten deze serie schreef hij nog veel meer, zoals enkele romans over Napoleon („La Mort de l’Aigle : 1814” en „Les Cinquantes : 1815” (beide onder het pseudoniem Paul Éric; verder o.a. „Passion marseillaise”, „L’ile d’Or”, „Waterloo”, „Le diable du Schah” en „Les Trois demoiselles pickpocket”.
[19]Dát was nog eens lezen! 40 auteurs over boeken uit hun jeugd” is een in 1972 door Em. Querido uitgeven boekje waarin veertig Nederlandse auteurs vertellen over hun favoriete jeugdboeken van vroeger.
[20]Geert van Beek (voluit: Gerardus Johannes van Beek, * 13 maart 1920 , † 2 januari 2001) was een Nederlands schrijver en docent. Boeken van zijn hand zijn o.a. „Een hand boven de ogen”, „Buiten schot”, „De gekruisigde rat”, „De steek van een schorpioen”, „Van je familie moet je ’t hebben”, „Een vrouw vloog naar Engeland” en „De schilder en het meisje”.
[21]A. den Doolaard (pseudoniem van Cornelis Johannes George (Bob) Spoelstra jr., * 7 februari 1901 , † 26 juni 1994) was een Nederlands schrijver van reisverslagen en romans, waaronder „De druivenplukkers”, „De witte stilte”, „Quatre mois chez les comitadjis, meurtriers patentés”, „De herberg met het hoefijzer”, „Oriënt-Express”, „Hooge hoeden en pantserplaten”, „Wampie. De roman van een zorgeloze zomer”, „Door het land der lemen torens”, „De bruiloft der zeven zigeuners”, „Dolken en rozenkransen”, „Het verjaagde water”, „De laatste ronde”, „Kleine mensen in de grote wereld”, „Het land achter Gods rug”, de autobiografie „Het leven van een landloper”, „De goden gaan naar huis” en „Samen is twee keer alleen”. Veel van zijn romans en novellen spelen zich af in het zuiden van Noord-Macedonië, Kosovo, Albanië en Griekenland, reden waarom in Ohrid een monument ter nagedachtenis aan A. den Doolaard staat.
[22]Rinus Ferdinandusse (voluit: Marinus Daniël Ferdinandusse, * 28 november 1931 , † 23 juli 2022) was van 1969 tot 1996 hoofdredacteur van Vrij Nederland en daarnaast een begenadigd (thriller)auteur. Bekend van hem zijn o.a. „Stukjes in de kraag”, „Naakt over de schutting”, „Op de barkeeper beschouwd”, „Zij droeg die nacht een paars corset”, „De brede rug van de Nederlandse maagd”, „Het rijkste uit het leven van Douwe Trant”, „En het hoofd werd op tafel gezet”, „De zoon van Douwe Trant”, „De haren van de vos” en „De dood van een kroonprins” (samen met 9 andere auteurs).
[23]Han G. Hoekstra (pseudoniem van Henricus Gerard Hoekstra, * 4 september 1906 , † 15 april 1988) was een Nederlands dichter, journalist en redacteur die ook veel gedichten voor kinderen schreef en die kort na de oorlog werd beschouwd als een van de vernieuwers van de Nederlandse jeugdliteratuur. Van zijn kinderpoëzie noemen we „De dorstige dichter”, „Het verloren schaap”, „Appeltjes van oranje”, „Pierement”, „Het schoentje van Roosmarijn” en „Iki en het wolkenschaapje”; van zijn poëzie voor volwassen is vooral de bundel „De dolle, dwaze zomer van ’45” bekend.
[24]An Rutgers van der Loeff (voluit: An Rutgers van der Loeff-Basenau, * 15 maart 1910 , † 19 augustus 1990) was een Nederlands schrijfster van kinderboeken, historische verhalen, psychologische romans en thrillers, die ook onder het pseudoniem Rutger Bas publiceerde. Van haar hand zijn o.a. „De kinderkaravaan”, „Amerika: pioniers en hun kleinzoons”, „Rossy, dat krantenkind”, „Brieven aan een zieke jongen, of Het verhaal van de hond Max”, „Jimmy en Ricky”, „Konijne-Japie”, „Ze verdrinken ons dorp”, „Gideons reizen”, „Alleen tegen alles: sluitstuk van een puberteit”, „Vlucht Wassilis, vlucht!”, „Bevrijdingsspel 1813”, „Kinderen van 1813”, „Een vlinder achterna”, „Vlucht uit de poolnacht”, „De Elfstedentocht: grote dag in Holland”, „August en Roosje”, „Ik ben Fedde”, „Verlangen naar vrijheid”, „De lieverdjes Plok”, „Een snoer parels” en „Je geld of je leven”.
[25]J. C. van Schagen (voluit: Johan Christiaan Jacob van Schagen, * 11 december 1891 , † 17 april 1985) was een Zeeuwse schrijver, dichter en graficus. Zijn bekendste werk is de dichtbundel „Narrenwijsheid”.
[26]Bob den Uyl (eigenlijk: Jacob den Uyl, * 27 maart 1930 , † 13 februari 1992) was een Nederlands schrijver, vooral van korte verhalen, en jazztrompettist. Hij is de naamgever van de Bob den Uyl-prijs voor literaire of journalistieke reisboeken. Bekende werken van zijn hand zijn o.a.: „Met een voet in het graf”, „Groenland en erger”, „Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam”, „Een zwervend bestaan”, „Opkomst & Ondergang van de Zwarte Trui”, „Het landschap der levenden” en „Een uitzinnige liefde”.
[27]Alexandre Dumas père (eigenlijk: Alexandre Davy de La Pailleterie Dumas, * 24 juli 1802 , † 5 december 1870) was een Frans dramaturg en schrijver van hoofdzakelijk historische romans, o.a. „Les Trois Mousquetaires” (=„De drie musketiers”, „Le comte de Monte-Cristo” (=„De graaf van Monte-Cristo”, „Vingt Ans après” (=„Twintig jaar later”), „La Reine Margot” en „Le Vicomte de Bragelonne ou Dix Ans plus tard” (=„De Burggraaf van Bragelonne”).
[28]Adriaan van der Veen (* 16 december 1916 , † 7 maart 2003) was een Nederlands schrijver, journalist en recensent. In 1940 ging hij naar de Verenigde Staten als correspondent voor Het Vaderland; na de oorlog kwam hij terug naar Nederland en ging werken als redacteur letteren bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant en (van 1946 tot 1949) als redacteur van het literaire tijdschrift Criterium. Bekende romans van Van der Veen zijn o.a. „Spelen in het donker”, „Doen alsof”, „Kom mij niet te na”, „Vriendelijke vreemdeling”, „Blijf niet zitten waar je zit” en „In liefdesnaam”.
[29]Leo Vroman (* 10 april 1915 , † 22 februari 2014) was een Nederlands-Amerikaans dichter, (toneel)schrijver, tekenaar, schilder, bioloog en hematoloog; hij woonde en werkte vanaf 1947 in de Verenigde Staten en werd in 1951 Amerikaans staatsburger, maar toch geldt hij als een van de belangrijkste Nederlandse dichters, die in 1964 de P.C. Hooft-prijs ontving. Zijn literaire werk bestaat uit tientallen gedichtenbundels.
[30]Hans Berghuis (voluit: Johannes Wilhelm Antonius Berghuis, * 12 februari 1924 , † 27 december 1994) was een Nederlands dichter en na de Tweede Wereldoorlog enige tijd hoofdredacteur van De Zuid-Limburger, het Limburgs Dagblad en De Maasbode; later werd hij literatuurrecensent van De Volkskrant. Van zijn hand zijn o.a. „Stanza’s voor haar”, „Grote en kleine metten voor jou”, „Pleidooi voor een zondaar”, „Niet naar de maan gaan”, „Etruskische gezangen” en „Kleitabletten”.
[31]F. van den Bosch (voluit: Frits van den Bosch, * 23 december 1922 , † 19 mei 2001) was een Nederlandse schrijver van korte verhalen. Van hem zijn de verhalenbundels „Het regenhuis”, „In een plooi van de tijd”, „De man in de blauwe kamerjas”, „De stuurman van de „Max Weber”. Vertelseltje” en „Aan de oever van ooit en nooit meer”.
[32]Rein Bloem (* 20 april 1932 , † 20 juli 2008) was een Nederlands docent, dichter, criticus, essayist en cineast. Van zijn poëziebundels zijn bekend „Overschrijven”, „De bomen en het bos: een leergang”, „Part en deel: gekozen gedichten”, „Zulke scheuten, zulke tronk: tweeënvijftig sprongen in poëzie” en „De troost van de pelgrim”.
[33]Fritz Steuben was het pseudoniem van Erhard Wittek (* 3 december 1898 , † 4 juni 1981) was een Duitse schrijver van boeken voor de jeugd en voor volwassenen. Hij is vooral bekend geworden door zijn zevendelige Tecumseh-serie, over Tecumtha (ook wel Tikamthi geheten, d.i. „de zich bukkende bergleeuw”, door de blanken verbasterd tot Tecumseh, * ± 1768 , † 5 oktober 1813), opperhoofd van de Shawnee, die zich lange tijd succesvol wist te verzetten tegen de Amerikaanse expansie ten koste van de indianen, maar uiteindelijk toch het onderspit moest delven: „Der fliegende Pfeil. Eine Erzählung aus dem Leben Tecumsehs. Alten Quellen nacherzählt („De vliegende pijl. Een verhaal uit het leven van Tecumseh”), „Der rote Sturm. Eine Erzählung aus dem ersten Indianerkrieg um den Ohio” („De rode storm. Een verhaal uit den eersten oorlog met de indianen om den Ohio”), „Tecumseh und der Lederstrumpf. Eine Erzählung vom Kampf des roten Mannes um sein Recht”, later uitgegeven onder de titel „Tecumseh der Berglöwe” („Tecumseh de Bergleeuw. Een verhaal uit het leven van Tecumseh”), „Der strahlende Stern. Eine Erzählung vom Ruhme Tecumsehs” („De stralende ster. Een verhaal uit het leven van Tecumseh”), „Schneller Fuß und Pfeilmädchen. Eine Erzählung aus der Zeit als Tecumseh 12 Jahre alt war” („Snelvoet en Pijlkind. Een verhaal uit Tecumseh’s jeugdjaren”), „Der Sohn des Manitu. Eine Erzählung vom Kampfe Tecumsehs” („De zoon van Manitou. Een verhaal uit het leven van Tecumseh”) en „Tecumsehs Tot. Eine Erzählung vom Kampf eines roten Mannes für sein Volk” („De dood van Tecumseh”).
[34]Jules Verne (* 8 februari 1828 , † 24 maart 1905) was een Frans auteur van avontuurlijke reisbeschrijvingen met nieuwe technieken, naar vele delen van de aarde en naar onbekende gebieden zoals de diepzee, het binnenste van de aarde en de maan. Hij wordt vaak gezien als de vader van de sciencefiction. Tot zijn bekendste romans behoren „Voyage au centre de la terre”, „De la terre à la lune”, „Vingt mille lieues sous les mers”, „Autour de la lune”, „Le tour du monde en quatre-vingts jours ” en „Michel Strogoff”.
[35]Arendsoog alias Bob Stanhope en zijn indiaanse vriend Witte Veder waren figuren uit de Arendsoog-serie van Jan Nowee (* 17 juli 1901 , † 9 oktober 1958) en later diens zoon Paul Nowee (* 25 juni 1936 , † 30 september 1993).
[36]Joop ter Heul is de hoofdpersoon uit een vijfdelige serie meisjesboeken van Cissy van Marxveldt (pseudoniem van Setske de Haan, * 24 november 1889 , † 31 oktober 1948).
[37]Jet van Marle is de hoofdpersoon uit het meisjesboek „School-idyllen” van de Dordtse schrijfster, vertaalster, toneelschrijfster en toneelcritica Top Naeff (voluit: Anthonetta Naeff, * 24 maart 1878 , † 22 april 1953).
[38]Margreet Albrecht is de hoofdpersoon uit het meisjesboek „Sturmfels” van Marie Boddaert (voluit: jonkvr. Marie Agathe Boddaert, douairière Muntz Gelderman, * 6 februari 1844 , † 12 april 1914).
[39]Herman Johan Wilhelm Becht (* 25 maart 1862 , † 26 februari 1922) was aanvankelijk handelsreiziger voor Van Holkema & Warendorf, maar al in 1892 vestigde hij zijn eigen uitgeverij in Amsterdam. In het logo van de uitgeverij stonden de initialen H.J.W.B. voor de zinsnede „Hebt In Werken Bevrediging”. In 1986 werd de uitgeverij overgenomen door Johannes Hendricus Gottmer (* 1902 , † 1974: Gottmer Uitgevers Groep) in Haarlem; de boeken van Becht verschijnen echter nog steeds onder hun eigen naam.
[40]Tine van Berken (pseudoniem van Anna Christina Berkhout, * 29 september 1870 , † 7 december 1899) was een Nederlandse kinderboekenschrijfster. Zij schreef o.a. „Een klaverblad van vier”, „De familie Berewoud”, „Kermispret”, „Mijn zusters en ik”, „Hedwich’s Sint Nicolaasfeest”, „Kruidje-roer-me-niet” en „Rietje’s pop”.
[41]J. B. Schuil (voluit: Jouke Broer Schuil, * 20 maart 1875 , † 24 oktober 1960) was een Nederlandse kinderboekenschrijver, van wie vooral „Uit den kostschooltijd van Jan van Beek” (1910; latere drukken onder de titel „Jan van Beek”), „De Katjangs” (1912), „De AFC’ers” (1915), „De Artapappa’s” (1920), „Doodverklaard” (1928; latere drukken onder de titel „Rob en de stroper van Tjot-Idi” en „Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen” (1930) bekend zijn gebleven.
[42]André Becht (* 10 juli 1904 , † 15 oktober 1980) was een zoon en opvolger van de oprichter van de uitgeverij, Herman Johan Wilhelm Becht (sr.), directeur van de uitgeverij van 1922 tot 1975; Herman Johan Wilhelm Becht jr. (* 20 augustus 1900 , † 20 juli 1968) was een zoon en opvolger van de oprichter van de uitgeverij, Herman Johan Wilhelm Becht (sr.), directeur van de uitgeverij van 1922 tot 1961.
[43]Boekhandel Scheltema in de Beurssteeg (het huidige pand Rokin 6) werd op 6 juni 1853 geopend door Jacobus Hendrik Scheltema. Na vijf jaar verkocht hij de zaak aan Tjomme van Holkema (* 1843 , † 1891), waarop de naam veranderd werd in Scheltema & Holkema’s Boekhandel.
[44]De Erven Loosjes was een Nederlandse boekhandel die van 1783 tot 1970 in Haarlem was gevestigd en vele generaties in handen was van leden van de familie Loosjes. De winkel is genoemd naar de oprichter Adriaan Loosjes (* 13 mei 1761 , † 28 februari 1818). Behalve een boekhandel, beheerden familieleden ook een gelijknamige uitgeverij en drukkerij.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website