Tussen Keulen en Parijs – De voorspelde opkomst van de islam


Koos van Weringh 1


Nooit eerder hoorde ik zoveel racistische en antisemitische opmerkingen als de laatste weken. En met de laatste weken bedoel ik de tijd sinds de dreiging van moord boven het hoofd van Salman Rushdie 2 hangt – en niet alleen boven zijn hoofd. Medemensen die ik al geruime tijd als vriendelijk, om niet te zeggen braaf heb waargenomen als zij in de kiosk bij ons in de straat de kranten halen, blijken veranderd te zijn in fanatieke scherpslijpers die met het schuim op de mond verkondigen dat het tijd wordt dat ‘ze allemaal’ opkrassen.
Juist op het ogenblik dat een van hen, een man op leeftijd, een reeks negatieve opmerkingen over al die buitenlanders maakt, is aan de overkant een in een oranje pak gestoken Turk bezig de straat te vegen. Een vrouw vraagt: „Ik neem aan dat u zijn werk overneemt als hij eenmaal vertrokken is?” Antwoord krijgt ze niet. Een rustige en zakelijke discussie over het brandende onderwerp blijkt niet mogelijk te zijn. De emoties hebben de overhand.
Uit wat ik in de kiosk aanhoor blijkt dat ook deze keer, zoals zo vaak, de duivel met Beëlzebub wordt uitgedreven. De man van hierboven die ze allemaal wil laten opkrassen, protesteert regelmatig tegen wat in de kiosk aan tijdschriften verkrijgbaar is. Al die bladen met vrouwelijk bloot op het omslag acht hij een gevaar voor de geestelijke volksgezondheid. Maar nu blijkt de man ineens een fel voorstander van die arme Rushdie te zijn. Als hij kennis van het boek had genomen zou hij ach en wee hebben geroepen over de inhoud. Maar nu fungeert het boek als een uitlaatklep voor zijn onverholen geuite agressie tegen vreemdelingen. De vooruitgang in de wereld bestaat kennelijk daarin dat het ene kwaad op een gegeven ogenblik goed genoeg wordt een nog groter kwaad uit te roeien. De vrouw die al eerder probeerde bij de zaak te blijven zegt nog, voordat ze het pand verlaat: „Het is verschrikkelijk wat er allemaal gebeurt, maar die hypocrisie waarmee erover gepraat wordt is minstens zo erg.” Op straat vraag ik haar wat ze daarmee bedoelt. Precies blijkt ze dat niet te kunnen zeggen, maar het komt erop neer dat ‘het Westen’ de rekening gepresenteerd krijgt voor al het onheil dat door haar is aangericht. Er was een tijd dat gastarbeiders bij tienduizenden gehaald werden om ervoor te zorgen dat de Duitsers zich in weelde kunnen baden. In de samenleving worden ze echter niet voor vol aangezien. Nu velen van hen hun oog richten op de fundamentalistische revolutie van Khomeiny 3 beginnen de Duitsers bang te worden. „Wij hadden Hitler, zij hebben Khomeiny”, zegt ze. Volledigheidshalve deel ik haar mee dat ook in Nederland aanhangers van de Iraanse leider rondlopen die zijn oproep tot moord op fanatieke wijze in het openbaar ondersteund hebben. „We maken nog heel wat mee”, merkt ze somber op. Ze steekt de straat over en even later zie ik haar met de in oranje pak gestoken Turk in gesprek die met zijn veegwerk vijftig meter gevorderd is. Misschien biedt ze hem haar verontschuldigingen aan voor het onheil dat wij in de wereld hebben aangericht.
De opmerkingen van de vrouw zijn niet nieuw. Omstreeks de eeuwwisseling heeft de populaire volksschrijver Karl May in een reeks publikaties deze ontwikkeling min of meer aangekondigd. Ik ben hier op een plaats waar ik mijn bibliotheek niet bij de hand heb en kan dus niet letterlijk citeren, maar May betoogde dat het Westen – en daarmee bedoelde hij West-Europa en de Verenigde Staten – steeds meer in gemakzucht zou vervallen. De wil om te overleven zou, door het toenemen van de welvaart, in ernstige mate worden ondermijnd. Het individualisme zou zich uitbreiden en daarmee het egoïsme. En daardoor weer zouden de krachten die een samenleving bij elkaar kunnen houden langzaam uiteenvallen. De volken die zich op de islam oriënteren zullen zich daarentegen in sterke mate omhoogwerken. Het Westen, zo voorspelde May, wordt door de islam overvleugeld. May was niet de enige. Ook dichter bij huis, dat wil zeggen in Nederland zijn dergelijke geluiden te vernemen. In 1905 ging Abraham Kuyper 4 op reis. Hij had op gevoelige wijze de verkiezingen verloren en kon dus niet als minister-president terugkeren. Anderhalf jaar bleef hij weg. Zijn ervaringen en inzichten schreef hij op in twee dikke boeken die de titel meekregen Om de oude wereldzee. Het gaat hier niet alleen om reislectuur van de bovenste plank, maar Kuyper geeft ook allerlei historisch-politieke beschouwingen ten beste, zoals over de opkomst van de islam. Daarbij voorspelt hij dezelfde ontwikkelingen als Karl May deed. Voorzover ik heb kunnen nagaan hebben die beschouwingen weinig plaats in de publieke opinie ingenomen. Profeten worden niet geëerd maar als pessimistische stemmingmakers afgedaan.
Uit de laatste tijd is er ook een voorbeeld van een voorspeller die een niet geringe ergernis veroorzaakte. Op 8 december 1979, dat is nog geen tien jaar geleden, hield de historicus Golo Mann 5 , zoon van de schrijver Thomas Mann 6, een zogenaamde Huizinga-lezing 7 in Leiden. Het onderwerp was: 1914-1980, in vogelvlucht. Hij probeert vast te stellen wat in die periode ‘de drijvende krachten’ waren. Aan het begin van dat jaar was in Perzië de sjah 8 verdreven, om plaats te maken voor Khomeiny. Golo Mann: „Nooit hadden wij verwacht dat de islam tot zo’n virulente kracht zou herleven, voordat deze voor onze verbaasde ogen werkelijkheid werd.” De sjah was met zijn land op weg naar „de status van een moderne industriële macht” en nu trekken er hogepriesters door het land „die ons letterlijk middeleeuws voorkomen, omdat juist in onze middeleeuwen iets dergelijks ook heeft plaatsgehad.”
Mann voorspelt dat het Europese huis instort en de verslagenen, waarmee hij de ‘vele volkeren en stammen van Afrika of Azië en ook van Latijns-Amerika’ op het oog heeft, hun rechten hernemen. Aan het slot van zijn lezing zegt hij: „Dat zijn niet bepaald vrolijke vooruitzichten. Maar men moet er in alle ernst over spreken of helemaal niet.”


[1]In: Trouw, 18 maart 1989.
[2]Salman Rushdie (voluit: Ahmed Salman Rushdie, * 19 juni 1947) is een Brits-Amerikaanse essayist en schrijver van Indiase afkomst. Hij schrijft voornamelijk fictie en is een voorvechter van de vrijheid van meningsuiting. In zijn vertelstijl vermengt hij mythe en fantasie met het werkelijke leven. Hij wordt dan ook wel gerekend tot het magisch realisme. Een bron van inspiratie voor Rushdie is het werk van Günter Grass (voluit: Günter Wilhelm Grass, * 16 oktober 1927 , † 13 april 2015). Het toneel van zijn werk is veelal het Indiase subcontinent. Hij werd beroemd door zijn romans „Midnight’s Children” en „The Satanic Verses”. Vanwege dat laatste boek sprak de Iraanse geestelijk moslimleider Khomeini (Perzisch voluit: آیت‌الله روح‌الله خمینی Ruhollah Musavi Khomeini, * 24 september 1902 , † 3 juni 1989) op 14 januari 1989 op Radio Teheran een fatwa uit waardoor islamieten wereldwijd de opdracht kregen hem te doden, hetgeen internationaal tot grote ophef leidde.
[3]Khomeini (Perzisch voluit: آیت‌الله روح‌الله خمینی Ruhollah Musavi Khomeini, * 24 september 1902 , † 3 juni 1989) was een Iraans ayatollah en de leider van de Iraanse Revolutie in 1979. Van 1979 tot 1989 was hij aan de macht in Iran en vormde het land om naar een streng religieus-fundamentalistische staat.
[4]Abraham Kuyper (* 29 oktober 1837 , † 8 november 1920) was een Nederlands theoloog, predikant, staatsman en journalist. Kuyper was oprichter van de eerste politieke partij in Nederland, de ARP (inmiddels opgegaan in het CDA) en de stichter van de Vrije Universiteit; hij droeg bij aan de vorming van de Gereformeerde Kerken in Nederland, aan de vernieuwing van het calvinisme en was van 1901 tot 1905 minister-president.
[5]Golo Mann (voluit: Angelus Gottfried Thomas Mann, * 27 maart 1909 , † 7 april 1994) was een Duitse historicus en het derde van de zes kinderen van de Duitse schrijver en Nobelprijswinnaar Thomas Mann (voluit: Paul Thomas Mann, * 6 juni 1875 , † 12 augustus 1955). Van zijn werken zijn internationaal bekend geworden: „Vom Geist Amerikas”, „Deutsche Geschichte des XIX. und XX. Jahrhunderts”, „Propyläen Weltgeschichte. Eine Universalgeschichte von den Anfängen bis zur Nachkriegszeit. Zehn Bände” (als mede-uitgever), „Wilhelm II. Archiv der Weltgeschichte”, „Von Weimar nach Bonn. Fünfzig Jahre deutsche Republik”, „Wallenstein. Sein Leben erzählt von Golo Mann”, „Erinnerungen und Gedanken. Eine Jugend in Deutschland”, „Wir alle sind, was wir gelesen”, „Ludwig I., König von Bayern”, „Wissen und Trauer. Historische Portraits und Skizzen” en de postuum uitgegeven essaybundels „Erinnerungen und Gedanken. Lehrjahre in Frankreich” en „Man muss über sich selber schreiben. Erzählungen, Familienporträts, Essays”.
In 1979 hield Golo Mann aan de Universiteit Leiden de Huizingalezing onder de titel: 1914-1980: Ein Überblick.
[6]Thomas Mann (voluit: Paul Thomas Mann, * 6 juni 1875 , † 12 augustus 1955) was de jongere broer van Heinrich Mann. Hij wordt beschouwd als een van de grootste Duitse schrijvers uit de twintigste eeuw; in 1929 ontving hij de Nobelrpijs voor de Literatuur, o.a. vanwege zijn „Buddenbrooks: Verfall einer Familie”. Daarmee is tevens een van zijn bekendste romans genoemd; andere bekende werken van hem zijn „Der Zauberberg”, „Tonio Kröger ”, „Der Tod in Venedig”, „Joseph und seine Brüder”, „Lotte in Weimar”, „Doctor Faustus. Das Leben des deutschen Tonsetzers Adrian Leverkühn, erzählt von einem Freunde” en „Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull. Der Memoiren erster Teil”.
[7]De Huizingalezing – officieel de Johan Huizinga-lezing – is sinds 1972 een jaarlijkse lezing in de Pieterskerk in Leiden over een cultuurhistorisch of cultuurfilosofisch onderwerp. De Huizingalezing wordt wel aangeduid als „de moeder van alle lezingen” en is genoemd naar de historicus en cultuurfilosoof Johan Huizinga (* 7 december 1872 , † 1 februari 1945). De lezing wordt georganiseerd door de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit Leiden, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en NRC Handelsblad (vanaf 2013: Elsevier). In beginsel wordt afwisselend een Nederlands en een buitenlands geleerde uitgenodigd de lezing te houden over een vrij te kiezen onderwerp in de geest van de naamgever.
[8]Bedoeld wordt Mohammad Reza Pahlavi (Perzisch: محمدرضا پهلوی) (* 26 oktober 1919 , † 27 juli 1980) was de oudste zoon van Reza Pahlavi (* 16 maart 1878 , † 26 juli 1944), die van 1925 tot 1941 sjah van Perzië (sinds 1935: Iran) was. Op 16 september 1941 volgde hij zijn vader op als sjah en regeerde Iran tot 1979, toen Ayatollah Khomeini aan de macht kwam.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website