Helden uit kinderjaren

Pieter van de Vliet 1


De held, zegt kinderboekenschrijfster Annie M. G. Schmidt 2, wil met een groot straalvliegtuig naar het Amazonegebied. Hij wil onderweg bijna verongelukken, maar op het laatste moment zichzelf en de rest van de bemanning redden om daarna een duizend jaar verborgen schat te ontdekken en tenslotte met eer en roem overladen terug te keren in het ouderlijk huis.

Omdat dergelijk heldendom in werkelijkheid slechts voor weinigen is weggelegd, zijn er helden op papier: Robinson Crusoë 3, Remy 4, Winnetou, Dik Trom 5, Joop ter Heul 6, Flipje van Tiel 7, Kees de jongen 8, Pinokkio 9. Een groot aantal van die onuitwisbare idolen uit onze kinderjaren is tot 26 augustus te zien op de expositie ‘Papieren Helden’ in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.
De tentoongestelde boeken zitten achter glas. Gelukkig maar, want de kaft is volstrekt voldoende voor de herkenning, het weer oproepen van het warme gevoel uit de kinderjaren. Er zelfs maar in bladeren met grote-mensen-ogen kan een dramatische teleurstelling opleveren en moet daarom ten sterkste worden afgeraden. Hoe vervreemdend het herlezen op latere leeftijd kan werken, is in de (sterk aan te bevelen) catalogus uitvoerig aangetoond met fragmenten uit beschouwingen van bekende schrijvers.
A. den Doolaard 10 over zijn jeugdliefde Robinson Crusoë: „Als kind was het mij nooit opgevallen, dat deze rabauw zijn eerste grote reis uitvoerde als verfoeilijke slavenhaler (...), dat hij zich tegenover Vrijdag gedroeg op een wijze welke hem heden de ‘Suidafrikaanse medalje voor opregte Apartheid’ zou hebben opgeleverd.”
Wam de Moor 11 over hetzelfde jeugdidool: „Als elfjarige was ik geheel gericht op de avonturen van een Engelse zeeman die schipbreuk lijdt, op een eenzaam eiland terechtkomt, heel knap zijn onderkomen weet te bouwen, later gezelschap krijgt van een zwarte vriend die hij Vrijdag noemt, samen met hem bevreesd is voor inboorlingen van elders (...). Wat mij het allermeeste is bijgebleven, zijn de voetafdrukken op het strand. Heel geheimzinnige voetafdrukken, die het verhaal opeens heel spannend maken.”
Maar met de ogen van een 50-jarige wordt het geheel anders: „Ik wist niet wat ik las. Alles wat ik mij uit mijn jeugd herinnerde, kwam er natuurlijk wel in voor. Maar de aandacht van de volwassene gaat veel meer uit naar het kader, waarin Defoe zijn verhaal aanbiedt: een moreel religieus kader.”
De herinneringen van kinderboekenschrijfster An Rutgers van der Loeff 12 aan haar papieren held zijn ongerept gebleven. Zij beschrijft hoe haar vader haar diepe bewondering voor het opperhoofd der Apachen beloonde met een zilverbuks, waarin hij met blinkende kopspijkers WINNETOU had geslagen. „Omdat ik de prairie van Karl May zonder enige moeite vertaalde in de termen van ons zomerlandschap van driestvelden met hazepootjes, akkerwinde en bremstruiken, afgewisseld door het woud van eikehakhoutbosjes waarin we onze hutten bouwden, slaagde de opzet geheel: ik voelde me Winnetou, ik was Winnetou.”
Rinus Ferdinandusse 13 begrijpt nog steeds niet dat Karl May Winnetou kon laten sterven. „Want – hoewel Karl May dat graag wilde – die boeken waren niet van Old Shatterhand, hoewel die alles kon. Het heupschot via de linkerknie afvuren terwijl je ogenschijnlijk rustig om het kampvuur zat; het geheel doodslaan van een man met een vuistslag, de boeken waren vooral van Winnetou, die edel was en aanvoerder van een trots volk, en die voortdurend uit de bossen opdook om de avonturen die schitterende glans van het onbekende te geven.”
Lekker huilen kon je als kind om Hector Malots ‘Alleen op de wereld’, jezelf zielig vinden omdat je je vereenzelvigde met Remy, de slachtoffer-held, die zo onrechtvaardig veel leed moest ondergaan, maar die, zo wist je, tenslotte goed terecht zou komen. Gelukkig besef je als kind niet, dat grote mensen later kritische kanttekeningen bij deze ijzersterke ellende zullen plaatsen. Bijvoorbeeld dat ‘het onwaarschijnlijk zwaar met narigheid geladen verhaal nogal toevallig verloopt’.
Maarten ’t Hart 14 heeft meer dan ooit bij enig ander boek gehuild dan bij ‘Peerke en z’n kameraden’ 15 over een Belgisch vluchtelingetje, een wees, die bij een bombardement zijn benen heeft verloren. Dat sommige volwassenen dit boek van W. G. van de Hulst drakerig vinden, is niet in het minst van belang. Maarten ’t Hart zal het ‘gekritikaster’ een zorg zijn. Voor hem blijft het „het mooiste verdriet” uit zijn kinderjaren. En dat laat hij zich niet afnemen


  [1]In: Het Vrije Volk : democratisch-socialistisch dagblad, 16 juli 1988.
  [2]Annie M. G. Schmidt (voluit: Anna Maria Geertruida Schmidt, * 20 mei 1911 , † 21 mei 1995) was een Nederlands dichteres en schrijfster van verzen, liedjes, boeken, toneelstukken, musicals en radio- en televisiedrama. Zij werd vooral beroemd met kinderboeken als „Dit is de spin Sebastiaan”, „Abeltje”, „Minoes” en „Pluk van de Petteflet” en reeksen kinderverhalen als Jip en Janneke, kinderversjes als „Dikkertje Dap” en als scenarioschrijfster van het hoorspel „In Holland staat een huis” en de tv-series Pension Hommeles en Ja zuster, nee zuster.
  [3]Robinson Crusoe” – in Nederlandse vertalingen ook wel „Robinson Crusoë” – is een roman van de Engelse schrijver Daniel Defoe (* ± 1660 , † 24 april 1731) over een schipbreukeling die 28 jaar lang op een onbewoond eiland leeft.
  [4]Remy is de hoofdpersoon van „Sans famille” van de Franse auteur Hector Malot (voluit: Hector-Henri Malot, * 20 mei 1830 , † 18 juli 1907), sinds zijn publicatie in 1878 de absolute nummer één op de lijst van ontroerendste en aangrijpendste kinderboeken. In Nederland kennen we het onder de titel „Alleen op de wereld”, in Friesland als „Alinne op de wrâld”.
  [5]Dik Trom is een zesdelige, Nederlandse jongensboekenserie, geschreven door C. Joh. Kieviet (voluit: Cornelis Johannes Kieviet, * 8 maart 1858 , † 12 augustus 1931).
  [6]Joop ter Heul is een vijfdelige meisjesboekenserie van Cissy van Marxveldt (pseudoniem van Setske de Haan, * 24 november 1889 , † 31 oktober 1948).
  [7]Flipje (ook „Flipje van Tiel”) ontstond als reclamefiguur van jamfabriek „De Betuwe” in Tiel; later werd hij hoofdpersoon van een reeks door deze fabriek uitgegeven stripboekjes e filmstrookjes, die men met behulp van een kartonnen huisbioscoop (de „Flipposcoop”), die men zelf in elkaar moest zetten, kon bekijken.
  [8]Kees de jongen” is een boek uit 1923, dat zich in de Amsterdamse Jordaan afspeelt, van de hand van de Nederlands schrijver, onderwijzer, socialistisch politicus en esperantist Theo Thijssen (voluit: Theodorus Johannes Thijssen, * 16 juni 1879 , † 23 december 1943).
  [9]Pinocchio” is het bekendste werk van de Italiaanse journalist en schrijver Carlo Collodi (pseudoniem van Carlo Lorenzini, * 24 november 1826 , † 26 oktober 1890). Het werd in 1880 als feuilleton onder de titel „Storia di un burattino” (d.i. „Het verhaal van een marionet”) gepubliceerd in het kinderblad Il Giornale dei Bambini” en veroverde vanaf de eerste boekuitgave onder de titel „Pinocchio” de hele wereld.
[10]A. den Doolaard (pseudoniem van Cornelis Johannes George (Bob) Spoelstra jr., * 7 februari 1901 , † 26 juni 1994) was een Nederlands schrijver van reisverslagen en romans, waaronder „De druivenplukkers”, „De witte stilte”, „Quatre mois chez les comitadjis, meurtriers patentés”, „De herberg met het hoefijzer”, „Oriënt-Express”, „Hooge hoeden en pantserplaten”, „Wampie. De roman van een zorgeloze zomer”, „Door het land der lemen torens”, „De bruiloft der zeven zigeuners”, „Dolken en rozenkransen”, „Het verjaagde water”, „De laatste ronde”, „Kleine mensen in de grote wereld”, „Het land achter Gods rug”, de autobiografie „Het leven van een landloper”, „De goden gaan naar huis” en „Samen is twee keer alleen”. Veel van zijn romans en novellen spelen zich af in het zuiden van Noord-Macedonië, Kosovo, Albanië en Griekenland, reden waarom in Ohrid een monument ter nagedachtenis aan A. den Doolaard staat.
[11]Wam de Moor (Willem Anton Marie de Moor, * 28 april 1936 , † 12 januari 2015) was een Nederlands neerlandicus, literatuurcriticus, schrijver en dichter. Hij schreef veel literatuurrecensies en artikelen over literatuur en poëzie, onder andere in De Tijd en later in De Gelderlander tot 2007. De Moor was initiator van het leesdossier dat op scholen in het literatuuronderwijs gebruikt wordt. Zelf schreef hij ook verhalen en gedichten en stelde bloemlezingen samen.
[12]An Rutgers van der Loeff (voluit: An Rutgers van der Loeff-Basenau, * 15 maart 1910 , † 19 augustus 1990) was een Nederlands schrijfster van kinderboeken, historische verhalen, psychologische romans en thrillers, die ook onder het pseudoniem Rutger Bas publiceerde. Van haar hand zijn o.a. „De kinderkaravaan”, „Amerika: pioniers en hun kleinzoons”, „Rossy, dat krantenkind”, „Brieven aan een zieke jongen, of Het verhaal van de hond Max”, „Jimmy en Ricky”, „Konijne-Japie”, „Ze verdrinken ons dorp”, „Gideons reizen”, „Alleen tegen alles: sluitstuk van een puberteit”, „Vlucht Wassilis, vlucht!”, „Bevrijdingsspel 1813”, „Kinderen van 1813”, „Een vlinder achterna”, „Vlucht uit de poolnacht”, „De Elfstedentocht: grote dag in Holland”, „August en Roosje”, „Ik ben Fedde”, „Verlangen naar vrijheid”, „De lieverdjes Plok”, „Een snoer parels” en „Je geld of je leven”.
[13]Rinus Ferdinandusse (voluit: Marinus Daniël Ferdinandusse, * 28 november 1931 , † 23 juli 2022) was van 1969 tot 1996 hoofdredacteur van Vrij Nederland en daarnaast een begenadigd (thriller)auteur. Bekend van hem zijn o.a. „Stukjes in de kraag”, „Naakt over de schutting”, „Op de barkeeper beschouwd”, „Zij droeg die nacht een paars corset”, „De brede rug van de Nederlandse maagd”, „Het rijkste uit het leven van Douwe Trant”, „En het hoofd werd op tafel gezet”, „De zoon van Douwe Trant”, „De haren van de vos” en „De dood van een kroonprins” (samen met 9 andere auteurs).
[14]Maarten ’t Hart (* 25 november 1944) is een Nederlandse gedragsbioloog en schrijver. Bekende boeken van hem zijn o.a. „Stenen voor een ransuil”, „Een vlucht regenwulpen”, „De dorstige minnaar”, „De droomkoningin”, „De kroongetuige”, „De ortolaan, novelle”, „De jacobsladder”, „Onder de korenmaat”, „De nakomer”, „De vlieger”, „De zonnewijzer”, „Lotte Weeda” en „Het psalmenoproer”.
[15]Peerke en z’n kameraden” was een kinderboek van W. G. van de Hulst (voluit: Willem Gerrit van de Hulst (sr.), * 28 oktober 1879 , † 31 augustus 1963), een Nederlands schrijver van tientallen kinderboeken, schoolboeken en kinderbijbels. De bekendste boekenseries van hem zijn Rozemarijntje en In de Soete Suikerbol; van de losse boeken werden in bepaalde kringen bijvoorbeeld „Jaap Holm en z’n vrindjes” en „Voetstapjes in de sneeuw” gelezen. Bovendien werkte hij mee aan de tijdschriften De Spiegel en Moeder.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website