Karl May is al 70 jaar dood,

maar zijn lezers gaan nog steeds met elkaar op de vuist


Anneke van Ammelrooy 1


Dinsdag was het zeventig jaar geleden dat in Duitsland de schrijver Karl May overleed. Maar Old Shatterhand, Winnetou en Kara Ben Nemsi, de held uit het avondland, is een luidruchtig leven beschoren. Nog altijd rollen, al of niet in „Gesellschaften” verenigde, voor- en tegenstanders van Hitlers lievelingsschrijver door het strijdperk. Anneke van Ammelrooy over de zwaar betwiste droom van miljoenen „Kleiner Männer”. Was Karl May een racist, een gefrustreerd homosexueel of een humanistisch christen met een warm hart?

GRUWELIJK maar waar gebeurd: een moordlustige man krijgt het krankzinnige idee een school met kinderen uit te moorden. Gewapend met een vlammenwerper dringt hij een school binnen, begeeft zich naar een klaslokaal, gaat voor het bord staan en opent het vuur. Sommige kinderen zijn meteen verbrand, andere zwaar gewond, het schoolgebouw begint te laaien, er is overal paniek. Als het drama voorbij is kan geconstateerd worden dat het aantal doden en gewonden nog groter zou zijn geweest als twee jongetjes niet meteen na de eerste schrik naar buiten gerend waren en de brandweer hadden gewaarschuwd. Toen hen later werd gevraagd hoe het kwam dat ze zo snel en verstandig gehandeld hadden, was het antwoord „Dat hebben we van Karl May geleerd: Old Shatterhand zegt dat je bij gevaar snel en listig moet handelen.” Mooi verhaal voor de kranten maar het is meer dan dat. Ook al worden schoolkinderen niet dagelijks geconfronteerd met gevaarlijke gekken, het is geruststellend te weten dat kinderen - althans enkele - het hoofd koel weten te houden onder moeilijke omstandigheden. Of ze dat voornamelijk aan eigen aanleg, Karl May of een andere opvoeder te danken hebben, maakt misschien weinig uit in dit geval, maar toevallig is het beslist niet.


Old Shatterhand

Karl Mays boeken behoren in Duitsland nog steeds tot de permanente bestsellers. Elk jaar worden zo’n drie miljoen exemplaren van zijn boeken verkocht. Karl May is bij horten en stoten in ruim een eeuw uitgegroeid tot een industrie. Het magazijn van het Karl May Verlag in Bamberg is een middelgrote fabriek. Aan de ene kant komen dagelijks vers gedrukte groen gebonden prachtbandjes binnen, aan de andere kant verlaten pakketten het magazijn naar de boekhandel die een vaste plek heeft gereserveerd voor May. Naast de standaardedities van het Karl May Verlag worden nog eens duizenden bewerkingen verkocht. Op herdrukken van oorspronkelijke uitgaven waaraan niet of weinig gedokterd is door de vroegere uitgevers van Mays boeken, moet je intekenen, want ze zijn bij verschijnen al uitverkocht.
Antiquariaten hebben meestal niets voor beginners of alles is erg duur. Elke antiquaar heeft zijn vaste klanten voor alles van en over May. May wordt in Nederland sinds 1895 door verschillende uitgevers in meer of minder bewerkte vorm in vertaling uitgegeven. In 1963 werd het „Contactblad voor Indianen en Karl May-vrienden in Nederland”, de KIVA opgericht, dat nog steeds bestaat, maar inmiddels is omgedoopt in het „tijdschrift van de werkgroep Noord-Amerikaanse Indianen in Nederland en België”
De Karl-May-Gesellschaft is sinds haar oprichting in 1969 de grootste literaire vereniging in West-Duitsland geworden met nu bijna duizend leden. De club, hooggeleerd begonnen maar al snel ook een trefpunt van niet-academische, wèl-deskundige fans en verzamelaars, geeft jaarboeken uit en elk kwartaal een tijdschrift. In deze publicaties mogen May-onderzoekers van alle rangen en standen verslag doen van hun onderzoeken.
Over May als kind, toen hij blind was en naar de honderden sprookjes van zijn grootmoeder luisterde.
Over May als jongen die het goed deed op school, veel las en een hekel had aan de droge verplichte lectuur van zijn leraren.
Over May die tot volle tevredenheid van zijn ouders zijn diploma als onderwijzer haalde, want zij waren arme, onontwikkelde wevers geweest, hun zoon had de top bereikt die in hun milieu mogelijk was.
Over May als echtgenoot, vriend en weldoener - hij is een keer gescheiden, en toen hij goed ging verdienen aan zijn schrijverij, richtte hij een steunfonds op voor behoeftige kunstenaars.
Over May, de matige dichter en componist en over May de superieure moderne sprookjesverteller en surrealist avant la lettre.
Over May, de fantast, de psychopaat, de crimineel en over May de gevangenisboef die door de harde straffen die hij voor bagatellen kreeg de maatschappij ging haten.
Over May als slachtoffer van riooljournalistiek en over May de antimilitarist, de pacifist en tolerante christen.
Over May als de verkondiger van de Shen, de wereldbond van alle mensen of over May als lievelingsschrijver van Adolf Hitler en inspiratiebron voor de Duitse nationaal-socialisten.

Neutraal gezegd: May is een veelzijdig schrijver met een zeer omvangrijk oeuvre. Hij heeft hele volksstammen gestimuleerd tot woord en wederwoord. De onderzoeken hoeven zelfs de matige May-fan niet te vervelen omdat er zo veel aanknopingspunten zijn met andere dingen uit de cultuur en de geschiedenis, die iemand misschien wèl meer dan gezond is interesseren: het lot van de Indianen, avonturenfilms en spaghetti-westerns, de mannelijkheidsidealen van het Derde Rijk, of het fenomeen Trivialliteratur. Liefhebbers kunnen bovendien nog jaren vooruit met het bestrijden van misvattingen in de boze wereld buiten de Karl-May-Gesellschaft. Eerst heeft de Gesellschaft moeten afrekenen met het partijdige onderzoek en de monopoliepositie van het Karl-May-Verlag. Zo werd de weg vrijgemaakt voor „nuchter, reëel en objectief” onderzoek, wat in de praktijk echter wel eens omsloeg in typisch nieuwerwets gebazel over Karl May als ein moderner Alternativer of psycho-analytische verminkingen van Mays biografie.
Waarschuwend voorbeeld voor wetenschappelijke biografen is en blijft het boek Der Weg nach Sitara van de hier ook niet onbekende schrijver Arno Schmidt 2. Hij wilde de „naïeve” May-lezers bewijzen dat ze altijd zo van May hadden genoten vanwege de verborgen sexuele symboliek die dan vooral in de uitvoerige landschapsbeschrijvingen te vinden zou zijn. Al die cactussen waar Winnetou en Old Shatterhand langs galopperen zijn fallussymbolen en al die bergspelonken en rotsspleten staan voor mannelijke bilspleten, want Arno Schmidt vindt dat Mays veelschrijverij verklaard moet worden als de sublimatie van de libido van een gefrustreerde homosexueel. Schmidts opvattingen over „het geslachtelijke Zwitserland” van Karl May zijn na het nodige rumoer op de psycho-analytische vuilnisbelt gegooid en verder vergeten.
Niet verdwenen zijn een paar hardnekkige ideeën, die hun ontstaan of bevestiging te danken hebben aan bewerkingen van Mays boeken. Doorslaggevend voor de moderne beeldvorming over Karl May zijn de verfilmingen van de Winnetou-boeken onder regie van dr. Harald Reinh 3 en de biografische film die de cineast Hans-Jürgen Sybesberg 4 over May maakte als onderdeel van zijn trilogie over de wortels van de Duitse fascistische mythologie (de andere twee delen gaan over de Beierse koning Ludwig 5 en Richard Wagner 6 en over leidende nationaal-socialisten).

De moderne kritiek ziet er ongenuanceerd als volgt uit: May was een racist en een fascist, een opvatting die hier in Nederland dankzij de bezetting en door toedoen van autoriteit Godfried Bomans 7 populair werd na een kranteartikel met de veelzeggende titel Het stinkt hier naar gas. Andere forse uitspraak: er klopt niets van het beeld dat May van de Indianen geeft, de avonturen van Winnetou en Old Shatterhand zijn flauwekul. Dat leeft vooral in kringen die bezorgd zijn over het lot van de huidige Indianen van Noord-Amerika.
In de bibliotheekwereld wordt Mays werk beschouwd als gewelddadige jongensboeken en mondjesmaat ingekocht, geen wonder want het gros van het bibliotheekpersoneel bestaat uit vrouwen en May biedt vrouwelijke vrouwen weinig „identificatiemogelijkheden”. (Wat dat betreft hebben de Winnetou-films met die mooie Pierre Brice 8 en Lex Barker 9 meer goodwill gekweekt.)
Een ander geliefd beeld van May is dat van de fantast, de man die aan pseudologia phantastica leed, de psychopaat, de crimineel die ooit nog eens het Ertsgebergte, zijn geboortestreek, onveilig gemaakt zou hebben als leider van een bende struikrovers en later zijn publiek voor de gek hield door zich uit te geven voor Old Shatterhand of die andere May-held, Kara Ben Nemsi. Deze versie van May is als een gespeelde documentaire 10 nog in februari 1965 door het tweede Duitse net uitgezonden. Dit nadat al in enkele geruchtmakende processen tijdens Karl Mays leven en ook daarna bewezen was dat dit lekkere verhaal over de roverhoofdman van a tot z verzonnen was.
Wil de echte Karl May opstaan! Om met de ernstigste beschuldiging te beginnen, May als voorloper van de SS. Hier geldt wat al eens eerder overtuigend voor andere schrijvers zoals Friedrich Nietzsche 11 aangetoond is, dat de nationaal-socialistische ideologie mensen voor haar karretje heeft weten te spannen, die dat zelf - als ze nog geleefd hadden - beslist bestreden zouden hebben. Klaus Mann 12 onthulde als eerste dat Karl May de „Cowboy-leidsman van de Führer” was en gaf zo het startschot voor de May-is-een-crypto-fascist hetze. Adolf Hitler mag het lezen van Winnetou aanbevolen hebben aan zijn generale staf, hij mag - in de film van Syberberg en in het echt - onder het publiek gezeten hebben toen Karl May in 1912 in Wenen een hartstochtelijk pleidooi hield voor vrede. Dat alles neemt niet weg, dat May zich op zijn eigen christelijk-humanistische manier, fel tegen onderdrukking van andere volken en rassen keerde en tegen de imperialistische politiek van elke „beschaafde” natie, inclusief het Duitse Kaiserreich.
Zivilisieren ist Terrorisieren, schreef hij woedend na de bloedige onderdrukking van de Bokseropstand in China in 1900. Hij stond met die woede niet alleen, maar collega-schrijvers dachten er vaak anders over. Dat blijkt uit een dik boek dat nog geen jaar na de moordpartijen in China verscheen - China, Schilderungen aus Leben und Geschichte, Krieg und Sieg met de ondertitel Een monument voor de strijders en voor de wereldpolitiek. Karl May werd ook om een bijdrage gevraagd, dat de koloniale afrekening met de opstandige Chinezen voor de eeuwigheid moest vastleggen. Hij schreef zijn verhaal in gedeelten, waardoor de uitgever 13 er te laat achter kwam dat May - als enige - niet wenste mee te doen aan het festijn.
May gaf zijn bijdrage de titel Et in terra pax en daarin veegt bij de vloer aan met de buitenlandse bemoeienis met China. Kara Ben Nemsi in gesprek met de Chinees Fang die boos uitroept: „...Waar halen ze het recht vandaan om zich als bacillen in alle lichamelijke en geestelijke poriën van ons lijf en onze ziel te dringen en om op de zogenaamde ‘gele’ mens dezelfde rassenmoord te plegen, waaraan ook de ‘rode’ al ten gronde gegaan is... we worden gestraft als we niet wensen te geloven dat ze het beste met ons voor hebben, als ze het over hun verzinsels hebben zoals ‘belangensferen’ en de ‘open-deur’-politiek... De stroom die nu tegen China’s kusten beukt... is een religieuze en een politieke en beide worden voortgestuwd door dezelfde wind, het egoïsme. Valt u me niet in de rede met ‘culturele taken’, ‘beschavingsplichten’ en ‘brengers van het christendom’! Dat zijn ficties, waarmee een kenner van de verhoudingen niet te misleiden is!... Laten we het niet over ‘het gelukkig maken van de Chinezen’ hebben! Dat is alleen maar versiering.”


Winnetou als „Edelmens”

Karl May was bevriend met de schilder Sascha Schneider 14 die veel omslagen voor Mays boeken heeft gemaakt. In de film van Syberberg over May zien we Schneider bezig met het maken van de omslagen van voor de Winnetou-boeken. Een gespierde Ariër poseert en Schneider maakt er een soort Griekse Indiaan van, een beeld dat ook May van Winnetou geeft met zijn „Griekse neus” en natuurlijk hoge jukbeenderen. Syberberg wilde zo een verband suggereren tussen Mays mythen en de schoonheidsidealen van de nazi’s. Wat May geschreven heeft doet absoluut niet ter zake. De nazi’s wensten zich niet te storen aan de overduidelijke afkeer van May van racisme en eigendunk van blanken.
Old Shatterhand is een gespierde christen die liever zijn vuisten dan een geweer gebruikt, bovendien zoekt hij zijn vijanden niet op, maar ontloopt ze. Hij wil alleen niet met de zus van Winnetou trouwen. Niet omdat ze van een ander ras is, maar omdat ze niet christelijk is. May had blijkbaar moeten voorzien dat het regelmatig gebruik van termen als „rode ras” en dergelijke later misbruikt zou worden om de mensheid wijs te maken dat er zo iets als een superieur ras bestaat.
Met beelden en gevoelens die worden opgeroepen ligt het uiteraard wat moeilijker dan met losse woorden, maar dan nog: Mays Indianen zijn (Europese) mensen en voor zover het de Apachen betreft waartoe Winnetou behoort zelfs (typisch romantische) Edelmenschen, en wat wordt opgewekt is geen rassenhaat, maar sympathie voor de Indianen.
Bovendien heeft May zich verdiept in de cultuur en gewoonten van de Apachen en ze de kleding, taal, jachtgewoonten, behuizing en religie gegeven die ze werkelijk hadden. Dat is een belangrijk verschil met bijvoorbeeld de Amerikaanse Indianenfilms waarin totaal geen aandacht is besteed aan zulke „details” en waarin de Amerikaanse rassenhaat tegen Indianen openlijk bestreden wordt. Pas de laatste jaren komen de Indianen daar tegen zelf in het geweer en worden de filmmaatschappijen murw gemaakt om erin toe te stemmen dat Indiaanse acteurs Indianen spelen.
Karl May had een dergelijke dwang niet nodig om honderd jaar eerder Indianen hun eigenwaarde en cultuur te laten. Winnetou mag zich kort voor zijn dood bekeren tot het christendom, maar het is een vrijwillige daad en hij heeft van tevoren niet zijn oude geloof belachelijk gemaakt en als een grote dwaling walgend weggegooid. De Amerikanen hebben beter dan Syberberg begrepen wat generaties lezers uit de boeken van May gehaald hebben. Het ambassadepersoneel dat in Duitsland werkt wordt geadviseerd de boeken van May te lezen, zodat men iets gaat snappen van de sympathie voor de strijd van Indianen en de Europese afkeer van de Yankees.

In de openbare bibliotheek in Amsterdam staan enkele boeken van Karl May bij de Nederlandse en vertaalde romans en nog eens apart op de jeugdafdeling. Hier staan ze dus op de goede plaats, want Karl May heeft maar enkele boeken speciaal voor de jeugd geschreven. Hij wilde een volksschrijver zijn en combineerde de volkssprookjes die hij van zijn grootmoeder gehoord had met een ander, meer literair genre, het reisverhaal. In zijn echte jeugdboeken. zoals De schat in het Zilvermeer is het sprookjeselement heel sterk aanwezig. May heeft op latere leeftijd in verhalen wat zelfironie verwerkt die duidelijk maakt, dat hij zelf ook wel snapt hoe zeer Old Shatterhand en Kara Ben Nemsi voldoen aan zijn eigen behoefte en die van miljoenen Kleiner Männer en jongetjes aan mannelijke, dappere en intelligente helden, die hun hele leven dingen doen waarvan zij als lezers alleen maar kunnen dromen.
Het zijn de Winnetou-films geweest die van Mays verhalen één lange - gewelddadige - actie en een hoop herrie hebben gemaakt. In de boeken van May overheersen uitleg, dialogen, landschapsbeschrijvingen, weergave van motieven en overwegingen. Acties worden omzichtig beschreven - er gaat immers bijna altijd een list aan vooraf - en de helden gebruiken zo min mogelijk geweld. Het vechten is in hoge mate spel en tevens voorstelling.
Bevooroordeelde bibliothecaressen, tijdens hun opleiding ongetwijfeld allemaal overtuigd van de enorme betekenis van sprookjes voor het lezende kind, zouden May eens moeten lezen als sprookjesverteller en dan moeten kijken wat er over blijft van de beschuldiging dat Mays boeken van die platgeslagen gewelddadige jongensboeken zijn. Er is een aanmerkelijk verschil tussen het vroege en late werk, dat veel symbolischer, sprookjesachtiger is, soms zelfs surrealistisch, terwijl May toch op elke bladzijde de onderwijzer blijft die zijn lezers wil opvoeden en met kennis verrijken.
Het is jammer dat uitgeverij Het Spectrum gestopt is met de Karl May pockets, want kinderen en volwassenen moeten nu voor de weliswaar prachtig verzorgde, maar verder zwaar verminkte teksten van uitgeverij Becht vier keer zo veel geld neertellen.
We mogen hopen dat de opvoeders hier de jongetjes en meisjes bij gebrek aan de simpele instructies van Old Shatterhand en Winnetou op een andere manier leren wat ze moeten doen als gekken het op hun leven gemunt hebben. Of zouden ze alleen nog maar hoeven leren hoe ze moeten omgaan met scheidende ouders, vlinders in hun buik en met die moderne roodhuiden, de kinderen van gastarbeiders?


[1]In: De Volkskrant, 3 april 1982
[2]Arno Schmidt (* 18 januari 1914 , † 3 juni 1979) was een Duits auteur, wiens bekendste werken „Das steinerne Herz” (1956), „Die Gelehrtenrepublik” (1957) en „KAFF auch Mare Crisium” (1960) zijn.
Hij heeft in diverse essays geponeerd dat Karl May een prominente plaats in de Duitse literatuurgeschiedenis verdient, maar in zijn bekende werk „Sitara und der Weg dorthin – Eine Studie über Wesen, Werk und Wirkung Karl Mays” (dat in het krantenartikel van H. Mulder gerecenseerd wordt) probeerde hij aan te tonen dat Karl May een verkapte homo was, hetgeen door Heinz Stolte en Gerhard Klußmeier in hun brochure „Arno Schmidt & Karl May” afdoende weerlegd werd.
[3]Harald Reinl (* 8 juli 1908 , † 9 oktober 1986) was een Oostenrijks filmregisseur en schrijver van draaiboeken, die tekende voor vijf van de zeventien grote Karl May-films uit de jaren ’60: „Der Schatz im Silbersee” (1962), „Winnetou, 1. Teil” (1963), „Winnetou, 2. Teil” (1964), „Winnetou, 3. Teil” (1965) en „Winnetou und Shatterhand im Tal der Toten” (1968).
[4]Hans-Jürgen Syberberg (* 8 december 1935) is een Duits filmregisseur. Hij wordt beschouwd als een aanhanger van het Gesamtkunstwerk; zijn films zijn het resultaat van de vermenging van twee tegengestelde polen uit het Duitse culturele verleden: het rationalisme van de 18e eeuw en het mysticisme van de 19e eeuw. Bekende films van hem zijn „Romy. Anatomie eines Gesichts”, „Scarabea - Wieviel Erde braucht der Mensch”, „Sex-Business - made in Pasing”, „Ludwig - Requiem für einen jungfräulichen König”, „Theodor Hirneis oder: Wie man ehem. Hofkoch wird”, „Karl May”, „Winifried Wagner und die Geschichte des Hauses Wahnfried von 1914-1975”, „Hitler: A Film from Germany”, „Parsifal”, „Penthesilea”, „Die Marquise von O. ” en „Syberberg filmt Brecht”.
[5]Ludwig II. (of in het Nederlands Lodewijk II, voluit: Ludwig Otto Friedrich Wilhelm von Wittelsbach (* 25 augustus 1845 , † 13 juni 1886)) was van 1864 tot 1886 koning van Beieren. Omdat hij Schloss Herrenchiemsee, Schloss Linderhof en Schloss Neuschwanstein liet bouwen, kreeg hij de bijnaam Märchenkönig (Sprookjeskoning).
[6]Richard Wagner (voluit: Wilhelm Richard Wagner, * 22 mei 1813 in Leipzig , † 13 februari 1883) was een Duits componist, dramaturg, dichter, schrijver, theaterregisseur en dirigent. Zijn opera’s „Die Feen”, „Das Liebesverbot oder Die Novize von Palermo”, „Rienzi, der Letzte der Tribunen”, „Der fliegende Holländer”, „Tannhäuser und der Sängerkrieg auf Wartburg”, „Lohengrin”, „Der Ring des Nibelungen, ein Bühnenfestspiel für drei Tage und einen Vorabend” (bestaande uit „Das Rheingold (Vorabend)”, „Die Walküre (Erster Tag)”, „Siegfried (Zweiter Tag)” en „Götterdämmerung (Dritter Tag)”), „Tristan und Isolde”, „Die Meistersinger von Nürnberg” en „Parsifal, ein Bühnenweihfestspiel” gelden nog steeds als het onbetwiste hoogtepunt van de Duitstalige operacomposities. Daarnaast heeft hij nog talloze orkestwerken, waaronder twee symfonieën, gecomponeerd.
Alleen zij hier opgemerkt dat Syberbergs films over Wagner („Winifred Wagner und die Geschichte des Hauses Wahnfried 1914–1975” (1975) en „Parsifal” (1982) géén onderdeel van de zijn trilogie over Duitsland zijn; die eer was voorbehouden aan de tweedelige „Ludwig – Requiem für einen jungfräulichen König” (1972), „Karl May” (1974) en de vierdelige „Hitler, ein Film aus Deutschland” (1977).
[7]Godfried Bomans (voluit: Godfried Jan Arnold Bomans, * 2 maart 1913 , † 22 december 1971) was een Nederlandse schrijver, columnist en mediapersoonlijkheid. Zijn bekendste boeken zijn „Pieter Bas”, „Erik of het klein insectenboek”, „De avonturen van Pa Pinkelman”, „Avonturen van Tante Pollewop” en de lagere school-lectuur-serie „Pim, Frits en Ida”. Van zijn hand is het artikel „Het ruikt hier naar gas. Een poging tot begrip van Karl May” in Elseviers Weekblad, 24 augustus 1963, elders op deze site.
[8]Pierre Brice (artiestennaam van Pierre Louis Baron le Bris, * 6 februari 1929 , † 6 juni 2015) was een Frans acteur, die in maar liefst elf van de zeventien grote Karl-May-verfilmingen in de jaren ’60 de rol van Winnetou speelde: „Der Schatz im Silbersee” (1962), „Winnetou, 1. Teil” (1963), „Old Shatterhand” (1964), „Winnetou, 2. Teil” (1964), „Unter Geiern” (1964), „Der Ölprinz” (1965), „Winnetou, 3. Teil” (1965), „Old Surehand, 1. Teil” (1965), „Winnetou und das Halbblut Apanatschi” (1966), „Winnetou und sein Freund Old Firehand” (1966) en „Winnetou und Shatterhand im Tal der Toten” (1968). Voorts speelde hij nogmaals de rol van Winnetou in de tv-series „Mein Freund Winnetou” (1980) en „Winnetous Rückkehr (1998) en trad hij een aantal malen op als gastacteur (uiteraard eveneens in de rol van Winnetou) bij de Karl-May-Spiele van Elspe en Bad Segeberg.
[9]Lex Barker (voluit: Alexander Crichlow Barker Jr., * 8 mei 1919 , † 11 mei 1973) was een Amerikaans acteur, die in vijf films furore maakte als Tarzan; in Europa was zijn eerste grote rol die van Robert – de verloofde van de vrouwelijke hoofdrolspeelster Sylvia (Anita Ekberg) – in de klassieker „La dolce vita” van Federico Fellini, alvorens hij optrad in maar liefst twaalf van de zeventien grote Karl-May-verfilmingen in de jaren ’60: als Old Shatterhand in „Der Schatz im Silbersee” (1962), „Winnetou, 1. Teil” (1963), „Old Shatterhand” (1964), „Winnetou, 2. Teil” (1964), „Winnetou, 3. Teil” (1965), „Winnetou und das Halbblut Apanatschi” (1966) en „Winnetou und Shatterhand im Tal der Toten” (1968); als Kara Ben Nemsi in „Der Schut” (1964), „Durchs wilde Kurdistan” (1965) en „Im Reiche des silbernen Löwen” (1965); als Dr. Sternau in „Der Schatz der Azteken” (1965) en „Die Pyramide des Sonnengottes” (1965).
[10]Freispruch für Old Shatterhand” is een „semi-documentaire” over de rechtszaak tussen Karl May en Rudolf Lebius voor de juryrechtbank Berlin-Charlottenburg op 12 april 1910. De „semi-documentaire” werd in 1965 uitgezonden door het ZDF.
[11]Friedrich Nietzsche (voluit: Friedrich Wilhelm Nietzsche, * 15 oktober 1844 , † 25 augustus 1900) was een Duits filosoof, cultuurcriticus, componist, dichter en filoloog, die wordt beschouwd als een van de invloedrijkste moderne denkers. Belangrijke werken van hem zijn o.a. „Die Geburt der Tragödie”, „Unzeitgemässe Betrachtungen”, „Menschliches, Allzumenschliches”, „Die fröhliche Wissenschaft”, „Also sprach Zarathustra”, „Jenseits von Gut und Böse”, „Zur Genealogie der Moral”, „Der Fall Wagner”, „Götzen-Dämmerung”, „Der Antichrist”, „Ecce Homo”, „Dionysos-Dithyramben” en „Nietzsche contra Wagner”.
[12]Klaus Mann (voluit: Klaus Heinrich Thomas Mann, * 18 november 1906 , † 21 mei 1949) was een zoon van de beroemde schrijver en Nobelprijswinnaar Thomas Mann (voluit: Paul Thomas Mann, * 6 juni 1875 , † 12 augustus 1955) en diens vrouw Katia Mann-Pringsheim; net als zijn vader was hij schrijver van beroep. Naast gedichten, toneelstukken en autobiografieën schreef hij o.a. de romans „Der fromme Tanz. Das Abenteuerbuch einer Jugend”, „Alexander. Roman der Utopie”, „Flucht in den Norden”, „Symphonie Pathétique. Ein Tschaikowsky-Roman”, „Mephisto. Roman einer Karriere” en „Der Vulkan. Roman unter Emigranten”; deze laatste vier romans werden overigens uitgegeven door Em. Querido in Amsterdam.
[13]Bedoeld wordt Joseph Kürschner (* 20 september 1853 , † 29 juli 1902), een Duits schrijver en lexicograaf.
Voor de door Kürschner uitgegeven patriottistisch-kolonialistische bundel „China” (1901) leverde Karl May het manuscript „Et in terra pax”, dat precies het tegenovergestelde van de rest van deze verhalenbundel propageerde en daarom op ongeveer twee-derde van het verhaal abrupt af werd gebroken. In Karl Mays nagelaten aantekeningen bevond zich het korte verhaal „Der Zauberteppich”, dat de ondertitel „Gleichnis für Zieger” droeg. Hierin wordt Joseph Kürschner „Yussuf el Kürkdschi” of Yussuf el Kürkdschü (een kürkdschi, kürkdschü of in de huidige Turkse spelling kürkçü is een bontwerker en -handelaar, in het Duits: Kürschner) genoemd. Het verhaal werd aanvankelijk in Karl-May-Jahrbuch 1923 en later in Gesammelte Werke, Band 48, „Das Zauberwasser” gepubliceerd en is vandaag de dag terug te vinden in Gesammelte Werke, Band 81, „Abdahn Effendi”.
[14]Sascha Schneider (voluit: Rudolph Karl Alexander Schneider, * 21 september 1870 , † 18 augustus 1927) was een Duits hoogleraar, beeldhouwer en schilder, die vooral als illustrator van Karl Mays Reise-Erzählungen bekend werd.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website