Karl May in Bamberg

(anoniem) 1


We reden – heel laat in de avond – door Bamberg, met moeite een volkswagenbusje voor ons volgend waarvan we wisten dat het bestuurd werd door... een rasechte Indiaan 2. Hij zou ons brengen naar een museum waar sinds enkele jaren de herinneringen aan Karl May levend worden gehouden.
Het was gelukkig niet ver en na een korte, pittige rit stopte het busje voor een vrij modern aandoende villa, gelegen aan de rand van een park, en even later ging de Indiaan – aangesteld als beheerder – ons, „bleekgezichten”, voor om de vertrekken te ontsluiten die het museum zijn betekenis geven: bibliotheek en werkkamer van de befaamde schrijver. Het was alles precies overeenkomstig de voorstelling die we ons ervan hadden gemaakt: sfeervol, exotisch, veel curiosa.
De bibliotheek: drie wanden vol boeken, opgetast tot aan het plafond toe, weshalve de aanwezigheid van een houten trapje zinvol genoemd kon worden. Op de vloer enkele dierenvellen, wat oosterse kleden. In een hoek een fraai beeld. Verder wat tabouretjes, een sofa, tafeltjes van edelhout, ingelegd met ivoor.
Gaande door een kralengordijn komen we in de werkkamer waar meer is te zien: de eenvoudige schrijftafel, waarop een proeve van May’s handschrift, een tijgervel, een oosterse sofa, een paar verrukkelijk bewerkte kasten, een schilderij, een paar makkelijke stoelen, een tafel met bewerkt koperen blad, een grote oriëntaalse lamp.
Aan de wanden prijken behalve wat schilderijen, krissen en dolken, geweren. Op een tafeltje een waterpijp waarnaast opengeslagen ligt de Koran. Verder alle mogelijke curiosa afkomstig uit al die landen waarover de auteur eens schreef in zijn comfortabele villa te Radebeul.

Van oost....
Bij een bezoek dat we eerder brachten aan Radebeul – een plaatsje in Oost-Duitsland, niet ver van Dresden – bleek dat die villa er nog steeds staat en dat zij ook nog de oorspronkelijke naam draagt: Old Shatterhand, maar er is niets meer te vinden dat herinnert aan de schrijver die er eens woonde; er is nu een kleuterschooltje in gevestigd.
In de achtertuin is een grote blokhut te vinden met de inscriptie „Bärenfett” waarin is ondergebracht wat eens was het Karl May-museum maar dat – waar de communistische machthebbers niets moeten hebben van een Karl May-verering – nu simpelweg wordt aangeduid als Indianermuseum.
Konden vroeger allen die in de ban van Karl May waren in Radebeul aan hun trekken komen in villa en blokhut, die lagen aan de Kirchstrasse maar die in 1932 omgedoopt werd tot Karl May Strasse, in de oorlog begonnen de moeilijkheden. Bij de herdenking van de honderdste geboortedag van May op 25 februari 1942 zegden alle officiële deelnemers aan de herdenkingsplechtigheid aan May’s graf af waar in het graf ook Klara Mays eerste man en Karl Mays trouwe vriend de half Jood Plöhn 3 rustte.
In 1944 verbiedt de Gestapo een Karl May vereniging als zijnde „staatsgevaarlijk” waar de werken van May „pacifistische en de weerkracht-ondermijnende tendenties” zouden bevatten.
Na de oorlog treden de communistische machthebbers in hetzelfde spoor. Alles in het museum wordt veranderd en er blijft niets meer dat aan de man voor wie het was bedoeld herinnert.
Bibliotheek en werkkamer worden ontruimd.
Hoe zij ten slotte door het IJzeren Gordijn naar het Westen verhuisden om te belanden in Bamberg?
Op gecompliceerde wijze.

.... naar west
Een zekere dr. Euchar Albrecht Schmid 4, een uitgever die met de weduwe van Karl May in Radebeul zijn nalatenschap verzorgde stierf in 1952 in Thüringen. Hij had evenwel zonen in het westen, die in Bamberg begonnen waren Karl Mays boeken in licentie uit te geven. Hun moeder Katharina Schmid 5, die zeer veel gedaan had voor het museum te Radebeul krijgt – eenmaal zestig jaar oud – de gelegenheid naar haar zonen in Bamberg te verhuizen.
Zij weet hoe de bezittingen van Karl May werden verwaarloosd, wat ermee gebeurde en zij onderhandelt met de communistische machthebbers over de inventarisatie van de villa Old Shatterhand.
Wanneer de communisten dan toch geen waarde hechten aan al die relikwieën, waarom ze dan niet overgedragen aan hen die er wel waarde aan hechten?
Het lukt en zo verhuizen in 1960 bibliotheek en werkkamer naar Bamberg.


Welk een curieuze gang van zaken!
We overpeinzen het alles, rondneuzend bij het oude schrijfbureau.
Er prijkt een portretje op: drie Malthezer leeuwtjes in een mand. Ook dat is curieus want May had maar twee hondjes.
En dan die inktvlek op het tafelblad. Een gevolg van slordigheid van de man die er werkte? Geenszins. Liever dan steeds voorzichtig zijn pen in te moeten dopen in een inktkoker wierp hij telkenmale wat inkt zo maar op het blad om sneller te kunnen schrijven...


[1]In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 6 augustus 1968
[2]Silkirtis Nichols (ook wel Buffalo Child Long Lance genoemd, * 23 juni 1923) is een indiaanse acteur van de Cherokee. Als soldaat van de US Army kwam hij na de oorlog in West-Duitsland terecht; sinds 1963 speelde hij in de musical „Annie get your gun”, vanaf 1965 bij de Segeberger Karl-May-Festspiele. Van 1966 tot 1971 leidde hij het Karl-May-Museum in Bamberg en daarna ging hij weer terug naar zijn vaderland; maar in 1977 keerde hij terug naar Duitsland, waar hij tot 2000 optrad in shows.
[x]Richard Plöhn (voluit: Richard Alexander Plöhn, * 22 juni 1853 , † 14 februari 1901) was fabrikant van verbandstoffen in Radebeul en een vriend van Karl May. Zijn weduwe, Klara Plöhn-Beibler, zou in 1903 Karl Mays tweede echtgenote worden; als „dank” voor het feit dat Richard Plöhn het grootste deel van het gezamenlijk grafmonument te Radebeul had betaald, liet zij Plöhns stoffelijke resten in 1942 uit het graf verwijderen en in Tolkewitz cremeren, omdat hij volgens de Neurenberger rassenwetten een „halfjood” was ...
Naar verluidt kwam zij tot deze verschrikkelijke daad uit angst dat de feestelijkheden rondom Karl Mays honderdste verjaardag op 25 februari 1942 geen doorgang zouden vinden, hetgeen ten eerste natuurlijk geen geldig argument mag zijn voor deze schanddaad en ten tweede kan deze argumentatie ook niet kloppen, want de kisten met de stoffelijke resten van Richard Plöhn en nota bene van Klara’s eigen moeder werden pas op 28 april 1942 uit het graf in Radebeul gehaald en op dezelfde dag gecremeerd in Tolkewitz, waarna de beide urnen op 13 mei 1942 op het urnengrafveld Tolkewitz werden bijgezet. Zou het niet zo kunnen zijn zoals hier in het artikel al wordt aangegeven, dat de officiële genodigden aan de herdenkingsplechtigheid inderdaad afzegden en dat de boze vrouw – die dus letterlijk over lijken ging! – daarna pas uit boosheid hierover én om dergelijke afzeggingen in de toekomst te voorkomen, tot haar gruwelijke daad is gekomen?
[4]Dr. Euchar Albrecht Schmid (* 29 augustus 1884 , † 15 juli 1951) was op 1 juli 1913 samen met Friedrich Ernst Fehsenfeld en Klara May oprichter van het Karl-May-Verlag. Op 28 november 1913 werd vastgelegd dat Schmid tot het einde van de wettelijk bepaalde auteursrechten de enige uitvoerend directeur van de uitgever zou zijn; dat zou dus 1943 zijn, maar voor die tijd werden alle geldende auteursrechten in Duitsland door een wetswijziging verlengd tot vijftig jaar en zo bleef Schmid tot kort voor zijn dood directeur. In 1950 droeg hij de leiding van de uitgeverij over aan zijn oudste zoon, Joachim Schmid (* 29 juni 1922 , † 10 januari 2003). Ook alweer in verband met rechten, maar ook van de politieke spanningen tussen de BRD en de DDR werd Joachim tussen 1950 en 1960 de enige directeur van Verlag Joachim Schmid in Bamberg. In 1960 werd er een verdrag gesloten met de Karl-May-Stiftung in Radebeul en mocht de uitgeverij in Bamberg zich weer Karl-May-Verlag noemen; Joachim bleef daarvan directeur van 1960 tot 1993, maar nu met zijn beide jongere broers Lothar (* 10 mei 1928 , † 18 mei 2013) en Roland (* 15 mei 1930 , † 4 januari 1990). Van 1993 tot 2003 was Lothar de enige directeur, van 2003 tot 2007 was hij dat samen met zijn zoon Bernhard (* 29 maart 1962) en vanaf 2007 is Bernhard – de derde generatie – de enige directeur van de uitgeverij. Een vierde zoon van Dr. Euchar Albrecht Schmid, Wolfgang (* 1924) is in de oorlog aan het oostfront gesneuveld.
[5]Katharina Schmid-Barthel (* 1 september 1898 , † 29 december 1974) was sinds 1914 administratief medewerkster van het Karl-May-Verlag te Radebeul, sinds 1921 de vrouw en vanaf 1951 de weduwe van Dr. Euchar Albrecht Schmid.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website