Indianenspel weerspiegelt cultuur van een volk dat te veel was

anoniem 1


DE zomer doet aan overwerk en houdt een schaterende zon aan het uitspansel. Ook boven Leiden, waar het verkeer zich als een trage slang door de straten van vroeger slingert. Leiden maakt het verleden levend, alleen al door zichzelf te blijven. Maar binnen de muren van het Rijksmuseum voor Volkenkunde, stapt men over een kloof van duizenden mijlen, zónder het verleden te behoeven geven.
Daar slopen, op die warme zaterdagmiddag, roodhuiden. Met geverfde gezichten, tomahawk in de vereelte knuist en in kleren die Winnetou een verbaasd „oef” zou ontlokken. Een wigwam op het gazon, martelpaal, uitrustingsstukken als knotsen, speren en bogen ontbreken niet op deze „pow-wow”, zoals een authentieke Indianenbijeenkomst wordt genoemd.
Want het is een spel dat hier wordt opgevoerd, een spel dat fel wordt beleefd en tot in details naar de werkelijkheid is getekend. Een massaspel, want twaalf jeugdgroepen uit het gehele land, samen 160 man, zijn hier bijeen om verschillende facetten uit het Indianenleven uit te beelden, hetzij door een strijdspel, een dans, de verkiezing van een nieuw opperhoofd of het onderhandelen met een blanke handelaar. Jammer, dat de aanwezige t.v.-ploeg sfeer en fleur slechts ten dele vermocht vast te leggen, want de nuances zwart/wit schieten hier schromelijk tekort.




De strijdbijl wordt even begraven voor een koele dronk uit … nee, geen whiskeyflessen van blanke handelaars, maar gewoon prik.


DE aanleiding tot dit Indiaanse gebeuren is, zoals men waarschijnlijk uit voorgaande publikaties zal weten, de tentoonstelling Bizonjager en Bleekgezicht, waarbij de museumdirectie meende nieuwe publiciteitswegen te moeten inslaan, niet zozeer uit propaganda voor het museum, maar om de belangstelling voor vreemde cultuurvolken op te wekken, te stimuleren. Men schreef hiertoe een wedstrijd uit in de vorm van een door jeugdgroepen uit te voeren Indianenspel, met prijzen en een televisie-uitzending als beloning, want de NCRV-jeugdtelevisie liep er onmiddellijk warm voor. Padvinders en andere jeugdorganisaties wierpen zich vol enthousiasme op de voorbereidingen, want met een veer en een geleende bijl kwam men er zeker niet. Het moest kloppen, het leven van de Indiaan zoals het vroeger was en ook thans in bepaalde gebruiken voortleeft, moest als het ware betrapt worden. Juist dit element bleek uitermate te boeien, zozeer, dat de verleden zaterdag gehouden pow-wow wel een climax, maar niet het einde van de Indianen-activiteiten betekent. Want enkele jeugdorganisaties willen hun leden opnieuw belangstelling voor de Indiaan bijbrengen en de staf van het museum heeft zich bereid verklaard – en dit reeds met de daad aangetoond – deskundige adviezen over het Indianenleven te verstrekken.

DESKUNDIG, ja. Want het Indianenleven is reeds generaties lang een bron van veelvuldig misverstand. Gebronsde ruiters, die met lange geweren over de prairie razen en iedere blanke naar de martelpaal verwijzen, wilde hordes die (blanke) kampementen overvallen of onder luid-oef-geroep de leden van een andere stam scalperen, IIndianen die een buffeltje verschalken of krachtig aan een vredespijp trekken, dat is het beeld over de Indiaan van degene die zijn kennis voornamelijk ontleent aan slordig vervaardigde Indianenfilms van Amerikaanse origine. Een stapje verder komen zij, die zich in hun jeugd of later verdiept hebben in de werken van Karl May, een Duits schrijver die met veel verbeeldingskracht Old Shatterhand en Winnetou heeft ontworpen maar nooit een voet op Amerikaanse bodem heeft gezet 2, niettemin mede hield de mythe van de Indiaan te verspreiden. May zal waarschijnlijk toch wel eens een werkelijke Indiaan hebben gezien zij het dan niet in zijn natuurlijke omgeving. Een Nederlands initiatief, om tijdens de wereldtentoonstelling Amsterdam 3Surinaamse bosnegers „tentoon te stellen” schonk circusman Hagenbeck 4 inspiratie. Hij liet Indianen naar zijn standplaats Hamburg overkomen, waar zij zich als vermaak des volks in spektakelstukken moesten uitleven, met de tomahawk op elkaar insloegen en een schijn-romantiek uitbeelden, die van grote invloed bleek op de vruchten van schrijvers als Karl May. Hagenbeck aldus had een grote invloed op de valse beeldvorming van de Indiaan. Daarentegen een schrijver als Fritz Steuben 5 (in mindere mate Gustave Aimard 6 zich niet blindelings door „Hamburg” laten leiden, maar trachtte met zijn „Tecumseh” het werkelijke leven te schilderen, met het onherroepelijke resultaat dat zijn boeken minder bekend zijn geworden dan ze verdienen.



„Als je groot bent en je dapper gedraagt krijg je misschien evenveel veren als ik, ugh”.


HOEWEL EEN Indiaan president van de Verenigde Staten is geworden 7 is de geschiedenis van dit volk veel minder romantisch dan ons over het algemeen werd voorgehouden. Ook de Amerikanen zelf behandelen het thema voorzichtig. In een beknopt overzicht der Amerikaanse geschiedenis, dat in 1954 door de Amerikaanse ambassade werd uitgegeven is de beknoptheid zozeer doorgevoerd dat nauwelijks een enkel woord aan de oorspronkelijke bewoners van het enorme continent wordt gespendeerd. De Vrijheid en Gelijkheid zingt door in vrijwel elke bladzijde, maar de oneindig trieste foto van het laatste groepje vrije Indianen, een schamel stel Apachen bij hun gevangenneming, het sluitstuk van een miljoenenvolk spreekt andere taal. Om misverstand te voorkomen, de foto staat uiteraard niet in het genoemde beknopte boekje, maar is te zien op de tentoonstelling.
De Indianen, eens een vrij en natuurlijk volk, zijn thans een vakantieobject in hun reservaten. De buffels, bijna geheel uitgeroeid, worden krampachtig naar een groter aantal gebracht. De prairies, waar de Indiaan zich eerst vestigde toen de blanke kolonisten hen uit de bossen joegen en de vruchtbare valleien, hebben veel bloed gedronken.
„The only good Indian is the dead Indian”, staat in grote letters ergens op de tentoonstelling. Een uitspraak, die geloof ik, van de Indianenjager Boone
8 afkomstig is. Maar evengoed van ieder ander. Want het tekent scherp de mentaliteit in de tijd, dat er nog iets te viel op deze ongelukkige volken.

WITTE Bever, Rode Adelaar, Schele Bizon, namen die thans vooral op de jeugd grote aantrekkingskracht uitoefenen. Namen, die verleden zaterdag weer gingen leven op de pow-wow, waar men een eerlijk beeld gaf van de Indiaan van vroeger. Het initiatief van het Rijksmuseum voor Volkenkunde verdient, nu blijkt dat een en ander een succes is geworden, verdere expansie. En, als wij goed zijn ingelicht, heeft dr. P. H. Pott 9, directeur van het Rijksmuseum voor Volkenkunde, nog een nieuw plan in petto om zijn streven, belangstelling te wekken voor de cultuurmens, te injecteren.


[1]In: Het Vaderland, 19 september 1965.
[2]In het najaar van 1908 bezocht Karl May wel degelijk (het noordoosten) van de Verenigde Staten: het bewijs daarvan is o.a. deze foto van Karl May met een indiaan. Weliswaar geen Apache, Comanche of Sioux, maar een Tuscarora in diens reservaat in het noordoosten van de Verenigde Staten.
[3]In 1883; op het terrein achter het in aanbouw zijnde Rijksmuseum werd ook een tentoonstelling over Surinaamse stammen ingericht, ook wel het Surinaamse dorp genoemd. In een paviljoen op het terrein waren huisjes en hutten naar Surinaams voorbeeld gebouwd waarin zo’n achtentwintig etnische inwoners van Suriname – Creolen, Caraïben, Arowakken, Marrons – zes maanden toonden hoe zij woonden en werkten. Fotograaf Friedrich Carel Hisgen (* 16 september 1846 , † 26 april 1912) maakte samen met de Franse geograaf Roland Bonaparte (voluit: Roland Napoleon Bonaparte, * 19 mei 1858 , † 14 april 1924) diverse foto’s van de Surinaamse families. In 1894 werden de foto’s gepubliceerd in Les Habitants de Suriname; notes receuillies à l’exposition coloniale d’Amsterdam en 1883.
[4]Carl Hagenbeck (* 10 juni 1844 , † 14 april 1913) was een Duitse dierenhandelaar, circusexploitant en eigenaar van een dierentuin, die de „dierentuin zonder tralies”, waar dieren niet in hokken maar in grotere, meer natuurlijk ogende verblijven werden tentoongesteld, introduceerde. Hij organiseerde ook „exposities” van in zijn tijd exotisch geachte mensen, onder wie Lappen, Eskimo’s en Hottentotten.
[5]Fritz Steuben (pseudoniem van Erhard Wittek, * 3 december 1898 , † 4 juni 1981) was een Duitse schrijver, die vooral bekend is geworden met zijn serie indianenromans rondom Tecumseh (of liever gezegd: Tecumtha, ook wel Tikamthi geheten, d.i. „de zich bukkende bergleeuw”, door de blanken verbasterd tot Tecumseh, * ± 1768 , † 5 oktober 1813), een opperhoofd van de Shawnee, die zich lange tijd succesvol wist te verzetten tegen de Amerikaanse expansie ten koste van de indianen, maar uiteindelijk toch het onderspit moest delven.
[6]Gustave Aimard (pseudoniem van Olivier Aimard, * 13 september 1818 , † 20 juni 1883) was een Franse reiziger in Noord- Amerika, Spanje en Turkije en schrijver van avonturenromans. Beroemd zijn zijn „Les Trappeurs de l’Arkansas”, „Le Chercheur de pistes”, „La Fièvre d’Or”, „Les Chasseurs d’Abeilles”, „Le Cœur de pierre”, „L’Araucan”, „Les scalpeurs blancs”, „Par mer et par terre” en, samen met Jules Berlioz d’Auriac (* 9 juli 1820 , † 16 september 1913) geschreven, „Jim, l’Indien”.
[7]?
[8]Daniel Boone (* 2 november 1734 , † 26 september 1820) was een Amerikaans pionier en ontdekkingsreiziger.
[8]Pieter Hendrik Pott (* 3 oktober 1918 , † 29 juli 1989) was een Nederlands archeoloog en van 1955 tot 1982 directeur van Museum voor Volkenkunde te Leiden.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website