Toen alle Indianen Duits spraken …

May schreef variaties op de avontuurlijke geest van Dumas en Verne


anoniem 1


MISSCHIEN was de reden dat Karl May hart en hand van de schoonzuster 2 van Münchma yer 3 weigerde wel het feit dat hij verliefd was geworden op de kleindochter van een barbier in Hohenstein 4. Natuurlijk was Münchmayer boos, waarop May zijn ontslag nam en een eigen tijdschrift oprichtte: Frohe Stunden 5, dat hij als gewoonlijk helemaal alleen volschreef. De jeugdige Emma Pollmer was bekoord door de vurige auteur, maar de barbier-grootvader voelde niet veel voor May, van wie hij veel had gehoord. „Als ik Uw kleindochter niet krijg, dan neem ik haar” dreigde May en vertrok naar Dresden. Aan het meisje schreef hij „Je kunt kiezen, je grootvader of mij; in het laatste geval kom je naar Dresden!” De gehoorzame Emma verliet haar grootvader en werd in Dresden gezelschapsdame bij een domineesweduwe 6. De grootvader gaf ten slotte toe, maar hij overleed aan een beroerte voor het huwelijk werd voltrokken. Maar Karl trouwde toch met zijn Emma, tot zijn spijt naar hij later zelf toegaf. Emma was bezeten van geld; toen de uitgever Münchmayer haar opzocht om haar bemiddeling te krijgen voor een verdere samenwerking met May stemde zij zonder meer toe. Om harentwille beloofde May nog een roman voor de uitgever te schrijven.

Een omslag van een der colportageromans van Münch-meyer, voor wie Karl May schreef. Door woestijnen en harems trokken de helden en Münchmeyer zorgde er wel voor dat Mays verhalen een erotisch tintje kregen.


Het ging net als de vorige keer: May schreef en schreef, maar hij kreeg geen korrektievel te zien en bewijsnummers werden hem ook onthouden, van de oplagecijfers had hij geen flauw idee. Die romans verschenen in oplagen van minstens twintigduizend stuks; voor elke aflevering kreeg May vijftig mark en elke roman bestond uit honderd afleveringen.
May beging de fout om al die afspraken alleen mondeling te maken; hij had geen letter schrift. Als hij wantrouwend werd, was het zijn vrouw die hem bezwoer toch vertrouwen te hebben. Pas later ervoer May, dat zijn vrouw en mevrouw Münchmayer 7 elke ochtend in het stadspark lange gesprekken hadden. Deze vriendschap was voor hem verborgen gehouden; de Münchmayers hadden dit uitstekend gespeeld. Vijf grote kolportageromans verschenen in die jaren. Waldröschen, De Liefde van een Uhlaan, De verloren zoon, Duitse harten-Duitse helden en De Weg naar het geluk. Na veel moeite kreeg May de ingebonden exemplaren van Münchmayer, maar toen hij de dikke boeken zag zuchtte hij en zette ze ongelezen weg. Dat zou hem duur te staan komen.

ROND DE AARDE

Tweeduizendzeshonderdtwaalf dicht bedrukte bladzijden telde de roman „Waldröschen”, aangekondigd als een achtervolging om de aarde en een onthullende roman over de geheimen der menselijke samenleving door Kapitein Ramon Diaz de la Escosura. Het was een variatie op de avontuurlijke thema’s van Alexandre Dumas 8 en Jules Verne 9. De held was Dokter Karl Sternau, sterk als een beer, die van de Rijn via het kasteel Rodriganda in de Pyreneeën naar de Mapimiwoestijn in Mexico reist. Deze Sternau was een kombinatie van professor Sauerbruch 10 en Old Shatterhand. Als arts genas hij galziekte, grauwe staar en krankzinnigheid en als avonturier streed hij tegen Comanche-Indianen en Spaans-Mexicaanse bandieten. Als edele wreker ontmaskerde hij gifmengers, moordenaars, kinderrovers, bandieten, zeerovers en valse graven.

Het geval wilde, dat de uitgever Münchmayer meende dat dit werk er beter uit zou zien als het wat gekruid werd. Eigenhandig voegde hij er de nodige doorschijnende gewaden, slanke vormen, weelderige boezems en bekoorlijke négligés in. May wist hier niets van en zou er veel later pas op opmerkzaam worden gemaakt, toen men hem van pornografie beschuldigde.
May besloot voor goed met Münchmayer te breken en schreef voortaan voor respektabele familietijdschriften zoals de „Gartenlaube” 11, de Goede kameraad en de „Heimgarten”. Maar zijn voornaamste bron van inkomsten werd gevormd door de „Deutsche Hausschatz in Wort und Bild”, een sedert 1874 verschijnend familietijdschrift dat in Regensburg, New York en Cincinnatti tegelijkertijd werd uitgegeven. In dit blad schreef May zijn reisverhalen welke hem in korte tijd wereldberoemd zouden maken. Nieuw was het genre van Mays werk niet; in de eerste helft van de achttiende eeuw was James Fenimore Coopers „ Padvinder en Lederkous” 12 in Duitsland verschenen. In de eerste helft van de negentiende eeuw had Friedrich Gerstäker 13 Amerika geprezen in zijn vele boeken als het land van vrijheid en toekomst en de kolportageromans in aflevering hadden het Verre Westen ook al ontdekt als afzetgebied.

TIJD MEE

EVEN aktueel als de schildering van het primitieve leven in het wilde westen moeten Mays lezers wel diens boeken met ethnologische sprookjes uit het Midden Oosten hebben gevonden. Terwijl de belangstelling in Duitsland zich algemeen richtte op het land der onbegrensde mogelijkheden (tussen 1820 en 1914 emigreerden meer dan vijf miljoen Duitsers naar de Verenigde Staten) begon in Afrika en Azië de grote tijd van het kolonialisme. Frankrijk was in 1830 begonnen met de verovering van Algiers, terwijl de Engelsen het Chinese Hongkong annexeerden. In 1882 trokken de Engelsen Egypte binnen, terwijl in Duitsland een vereniging kolonisering werd opgericht ter ontwikkeling van de Duitse gebieden in Afrika en de Stille Zuidzee.

De kranten maakten melding van een Engelse veldtocht in Afghanistan, over een Servisch-Bulgaarse oorlog en over de Turkse kwestie. Gustav Nachtigall 14 bereisde de Sahara; in Oostafrika maakten David Livingstone 15 en Henry Morton Stanley 16 hun grote reizen. De Duitser Eduard Schnitzer 17 trad in Egyptische dienst en werd als gouverneur Emin Pasja de man die de Soedan voor zijn nieuwe vaderland ontsloot.
De daardoor ontstane nieuwsgierigheid naar vreemde landen volken werd door geen andere auteur beter bevredigd dan door Karl May. Ongeveer in dezelfde tijd waarin de Franse schilder Henri Rousseau 18 aan de hand van briefkaarten en zoölogische boeken zijn primitieve oerwoudtaferelen begon te maken, die hij nog nooit had gezien, schreef May, voortbouwend op eigen fantasie, atlassen, lexikons en woordenboeken zijn naieve heldenepos over de ondergang van de Rode man en zijn gekuiste bewerkingen van de sprookjes van Duizend-en-een-Nacht. De schone slavin Leilet werd de moedige jonge vrouw Senitza, die meer tijd heeft voor daden van mannelijke moed dan voor de liefde. De wereld van het wilde westen is bevolkt door louter mannen en zelfs Winnetou’s zuster, die een diepe liefde voor Old Shatterhand heeft opgevat, wordt door moordenaarshand omgebracht, opdat toch maar elk spoor van erotiek zal verdwijnen ..

VOLGENDE KEER:

De boodschapper



[1]In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 23 januari 1964.
Dit is het vijfde in een serie van negen artikelen over Karl May, verschenen tussen 18 en 28 januari 1964.
Dit artikel is weer vrijwel geheel gekopieerd van het artikel „Schriftsteller Karl May, Karl der Deutsche” in Der Spiegel van 12 september 1962.
[2] Minna Hulda Ey (* 23 februari 1843 , † 1918) was de ongetrouwde zus van Ida Pauline Münchmeyer-Ey (* 14 juni 1840 , † 17 mei 1928), die bij haar zus en zwager inwoonde; nadat Karl May haar (in 1876) had afgewezen („Karl May und Minna Ey: Die werden niemals zwei”), gaf hij zijn baan bij Münchmeyer op en trouwde vier jaar later met Emma Pollmer. Minna troostte zichzelf door in augustus 1879 te trouwen met de Dresdner meubelfabrikant Friedrich Carl Horst Tittel (* 1826 , † 1897).
[3]Heinrich Gotthold Münchmeyer (* 29 juni 1836 , † 6 april 1892) was uitgever en colportageboekhandelaar in Dresden.
Van maart 1875 tot december 1876 was Karl May aan deze uitgever verbonden en redigeerde hij de tijdschriften Der Beobachter an der Elbe (dat van 1874 tot 1875 bestond), Deutsches Familienblatt. Wochenschrift für Geist und Gemüth zur Unterhaltung für Jedermann (1875-1877; hierin publiceerde May zijn eerste indianenverhalen), Schacht und Hütte. Blätter zur Unterhaltung und Belehrung für Berg- Hütten- und Maschinenarbeiter (1875-1876) en Feierstunden am häuslichen Heerde. Belletristisches Unterhaltungs-Blatt für alle Stände (1876-1877; hierin publiceerde May zijn eerste verhalen over de Oriënt).
Tussen 1882 en 1887 schreef Karl May zijn vijf grote colportageromans voor Verlag H. G. Münchmeyer: „Waldröschen oder die Rächerjagd rund um die Erde” (december 1882-augustus 1884; 2.612 pagina’s), „Die Liebe des Ulanen – ein packender Fortsetzungsroman über den deutsch-französischen Krieg 1870/71” (september 1883-oktober 1885; 1.724 pagina’s), „Der verlorne Sohn oder Der Fürst des Elends. Roman aus der Criminal-Geschichte” (augustus 1884-juli 1886; 2411 pagina’s), „Deutsche Herzen – Deutsche Helden” (december 1885-januari 1888; 2.610 pagina’s) en „Der Weg zum Glück – Höchst interessante Begebenheiten aus dem Leben und Wirken des Königs Ludwig II. von Baiern” (juli 1886-augustus 1888; 2.616 pagina’s).
[4]Christian Gotthilf Pollmer (* 6 juni 1807 , † 26 mei 1880) was barbier en „chirurgus” in Hohenstein. Zijn dochter Emma Ernestine Pollmer (* 17 juni 1830 , † 4 december 1856) stierf twee weken na de geboorte van haar dochter Emma Lina Pollmer, Karl Mays latere eerste vrouw. Emma Lina’s vader was naar men zegt Michael Zimmermann, een barbiergezel uit Zittau.
[5]Frohe Stunden. Unterhaltungsblätter für Jedermann verschenen vanaf 1876 bij uitgeverij van Bruno Radelli (voluit: Bruno Hieronymus Radelli, * 20 september 1849 , † 16 december 1911) in Dresden. Vanaf het begin van de tweede jaargang (medio 1877) nam May de redactie van het tijdschrift over, maar medio 1878 verliet bij deze uitgever alweer, waarmee een einde kwam aan het tijdschrift.
[6]Augustine Ernestine Petzold-Tannert (* 30 mei 1802 , † 4 februari 1891), weduwe van dominee Friedrich August Petzold (* 1788 , † 1863), woonde in de Mathildenstraße 18 II; Emma Pollmer was van 26 mei 1877 tot januari of februari 1878 bij haar in dienst als inwonend dienstmeisje en/of als gezelschapsdame.
[7] Pauline Münchmeyer (voluit: Ida Pauline Münchmeyer-Ey, * 14 juni 1840 , † 17 mei 1928) was de vrouw/weduwe van Heinrich Gotthold Münchmeyer. Zij hadden vier dochters: Anna Marie (Maria) (* 1861 , † 1908), Anna (Alma) Veronika (* 1862 , † † 1952), Ida Pauline (* 1864 , † 1917) en Elsa Flora (* 1873 , † 1961).
[8]Alexandre Dumas père (eigenlijk: Alexandre Davy de La Pailleterie Dumas, * 24 juli 1802 , † 5 december 1870) was een Frans dramaturg en schrijver van hoofdzakelijk historische romans, o.a. „Les Trois Mousquetaires” (=„De drie musketiers”, „Le comte de Monte-Cristo” (=„De graaf van Monte-Cristo”, „Vingt Ans après” (=„Twintig jaar later”), „La Reine Margot” en „Le Vicomte de Bragelonne ou Dix Ans plus tard” (=„De Burggraaf van Bragelonne”).
[9]Jules Verne (* 8 februari 1828 , † 24 maart 1905) was een Frans auteur van avontuurlijke reisbeschrijvingen met nieuwe technieken, naar vele delen van de aarde en naar onbekende gebieden zoals de diepzee, het binnenste van de aarde en de maan. Hij wordt vaak gezien als de vader van de sciencefiction. Tot izjn bekendste romans behoren „Voyage au centre de la terre”, „De la terre à la lune”, „Vingt mille lieues sous les mers”, „Autour de la lune”, „Le tour du monde en quatre-vingts jours ” en „Michel Strogoff”.
[10]Ferdinand Sauerbruch (voluit: Ernst Ferdinand Sauerbruch, * 3 juli 1875 , † 2 juli 1951) was een Duitse arts, die beschouwd wordt als een van de belangrijkste en invloedrijkste chirurgen van de twintigste eeuw. Sauerbruch was pionier op het gebied van thorax- en andere borstoperaties en ontwierp een armprothese.
[11]Na het afwijzen van Karl Mays eerste indianenverhaal rond 1858 heeft hij nooit meer iets voor de Gartenlaube willen schrijven, op een ingezonden brief met een vraag over het auteursrecht in de Verenigde Staten in 1880 na.
[12]James Fenimore Cooper (* 15 september 1789 , † 14 september 1851) was een Amerikaans schrijver, die vooral bekendheid verwierf met zijn zeeverhalen en historische verhalen, de Leatherstocking Tales, met Natty Bumppo in de hoofdrol; een van de beroemdste boeken uit deze reeks, „The Last of the Mohicans” wordt door vriend en vijand beschouwd als zijn meesterwerk.
Dat de Duitse vertaling al in de eerste helft van de achttiende eeuw is verschenen, is een prestatie van wereldformaat: dat is toch al gauw een eeuw vóór het verschijnen van het Amerikaanse origineel; deze fout wordt ook al gemaakt in het Spiegel-artikel en is hier klakkeloos overgenomen.
In Der Spiegel was overigens alleen sprake van „Lederstrumpf”; de Nederlandse vertaler spreekt van „Padvinder en Lederkous”, maar dat is geen titel. In werkelijkheid heette de hele serie van vijf boeken rondom Natty Bumppo: Leatherstocking; de afzonderlijke delen daarvan heten „The Deerslayer”, „The Last of the Mohicans”, „The Pathfinder”, „The Pioneers” en „The Prairie”.
[13]Friedrich Gerstäcker (voluit: Friedrich Wilhelm Christian Gerstäcker, * 10 mei 1816 , † 31 mei 1872) was een Duitse schrijver van avonturenromans, zoals „Die Regulatoren in Arkansas”, „Die Flußpiraten des Mississippi”, „Tahiti”, „Nach Amerika!”, „Der kleine Goldgräber in Kalifornien”, „Waidmanns Heil” en „Unter dem Aequator”.
[14]Dr. Gustav Nachtigal (* 23 februari 1834 , † 20 april 1885) was een Duits Afrika-reiziger en -onderzoeker; als rijkscommissaris in dienst van Buitenlandse Zaken van het Duitse Keizerrijk was hij betrokken bij de stichting van de Duitse koloniën Togoland, Kameroen en Lüderitzland (in Duits Zuidwest-Afrika, het huidige Namibië).
[15]David Livingstone (* 19 maart 1813 , † 1 mei 1873) was een Schots zendeling en ontdekkingsreiziger in zuidelijk Afrika; hij ontdekte o.a. het Ngamimeer in het huidige Botswana, de Zambezi, de Victoriawatervallen (op de grens van het huidige Zambia en Zimbabwe) en het Nyasameer (het huidige Malawimeer).
[16]Henry Morton Stanley (* 28 januari 1841 , † 10 mei 1904) was een Brits-Amerikaans journalist en ontdekkingsreiziger, die er in 1871 op uit werd gestuurd om de vermiste David Livingstone op te sporen; hij vond hem inderdaad, in Ujiji (aan de oostelijke oever van het Tanganyikameer), en begroette hem met de wereldberoemde woorden „Dr. Livingstone, I presume?” In Belgische dienst stichtte hij in 1881 Leopoldstad (het huidige Kinshasa) en in 1887 werd hij er nogmaals op uit gestuurd, nu om de verdwenen Emin Pasja op te sporen, die hij uiteindelijk aantrof in Wadelai (in de Egyptische provincie Equatoria, het huidige Zuid-Soedan en het noorden van Oeganda). Samen ontdekten Stanley en Emin Pasja het Edwardmeer (op de grens van de huidige staten Kongo-Kinshasa en Oeganda) en Mount Ruwenzori (op de grens van de huidige staten Kongo-Kinshasa en Oeganda). De zes toppen van dit bergmassief zijn alle genoemd naar ontdekkingsreizigers; de hoogste is Mount Stanley, een andere heet Mount Emin.
[17]Eduard Schnitzer (aangenomen naam: Mehmed Emin, beter bekend als Emin Pasja, * 28 maart 1840 , † 23 oktober 1892) was een Duitse militaire arts, ontdekkingsreiziger en gouverneur van de Egyptische provincie Equatoria (het huidige Zuid-Soedan en het noorden van Oeganda). Hij werd vermoord door Afrikaanse slavenhandelaren onder leiding van een zekere Kibonge.
[18]Henri Rousseau (voluit: Henri Julien Félix Rousseau, bijgenaamd „Le Douanier Rousseau”, * 21 mei 1844 , † 2 september 1910) was een Frans in Paris) was een Frans postimpressionistisch kunstschilder die in de zogeheten naïeve (of primitieve) stijl schilderde.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website