Verbrokkeling van diep sluimerende illusie

C. W. 1


Amsterdam – Tuschinski 2: De schat In het Zilvermeer, 14 j.

HET IS onbegrijpelijk, dat de filmindustrie, die zich bezighoudt met het vervaardigen van indianenverhalen, nooit tevoren geput heeft uit het rijkste materiaal op dit gebied: de boeken van Karl May. Dit is nu voor de eerste maal gebeurd en het was de Duitse regisseur Harald Reinl 3, die in samenwerking met een Zuidslavische 4 maatschappij de figuren van Winnetou en Old Shatterhand voor zijn camera tot leven bracht.
„De schat in het Zilvermeer” werd voor deze primeur uitverkoren. De voormalige Tarzan 5, Lex Barker 6, mocht zijn brede schouders onder de gestalte van Old Shatterhand zetten, terwijl Pierre Brice 7 de veel rankere figuur van Winnetou, het opperhoofd van de Apachen, voor zijn rekening kreeg.

Met andere ogen

Men ziet zo’n film, die in wezen slechts het oude strijdverhaal tussen de roodhuiden en de bleekgezichten weergeeft, toch met iets andere ogen (en met meer verwachting ook) aan. Want wie heeft er geen diepgewortelde jeugdherinneringen aan de lijvige boeken van May? En hoeveel andere zaken staan met het verslinden van die avonturenromans niet in relatie?
Wanneer men dat allemaal bij elkaar optelt, kan er maar één conclusie zijn: een film over de dappere Winnetou en zijn vuistharde broeder kan de herinnering aan het lezen alleen maar verstoren. Waar immers blijft het wit tussen de regels, dat men zelf, in welke vorm van jongensdroom ook, naar believen opvulde? Mensen als Winnetou, Old Shatterhand en Sam Hawkins waren figuren, die men tijdens en na het lezen herschiep.
Nu vertonen ze zich in moderne gedaante op het witte doek, dat men met de kritiek van de volwassenheid beschouwt. En met hoeveel routine die film dan ook is gemaakt, hij verbrokkelt een diep sluimerende illusie.
Blijft er dan nog iets over voor hen, die de scheppingen van Karl May niet in de bagage van hun jeugd meevoeren? Nuchter gesteld alleen maar een doorsnee film over het goed en kwaad van rood- en witgekleurde vechtersbazen. En dat zou men dan – wèl in het bezit van genoemde herinnering – gewoon jammer willen vinden.


[1]In Algemeen Dagblad, 2 augustus 1963.
[2]Tuschinski (later Koninklijk Theater Tuschinski en nog later Pathé Tuschinski) is sinds 1921 een bioscoop met zes zalen aan de Reguliersbreestraat 26-34 in Amsterdam, die in 2021 door het Britse tijdschrift Time Out werd uitgeroepen tot mooiste bioscoop ter wereld.
[3]Harald Reinl (* 8 juli 1908 , † 9 oktober 1986) was een Oostenrijks filmregisseur en schrijver van draaiboeken, die tekende voor vijf van de zeventien grote Karl May-films uit de jaren ’60: „Der Schatz im Silbersee” (1962), „Winnetou, 1. Teil” (1963), „Winnetou, 2. Teil” (1964), „Winnetou, 3. Teil” (1965) en „Winnetou und Shatterhand im Tal der Toten” (1968).
[4]Van 1918 tot 3 juni 2006 waren de landen die nu Bosnië-Hercegovina, Kosovo, Kroatië, Montenegro, Noord-Macedonië, Servië en Slovenië heten verenigd in één koninkrijk resp. republiek dat/die van 6 januari 1929 tot 4 februari 2003 Joegoslavië heette (hoewel de meeste van de genoemde landen al eerder onafhankelijk waren geworden). In de jaren ’60 werd in sommige Nederlandse literatuur de term „Zuid-Slavië” gebruikt, hetgeen een letterlijke vertaling is van Joegoslavië.
[5]Tarzan was de hoofdpersoon uit 24 romans van de Amerikaanse auteur Edgar Rice Burroughs (* 1 september 1875 , † 19 maart 1950) en later, al dan niet illegaal, in die van andere schrijvers. Tussen 1918 en 1999 zijn er niet minder dan 88 Tarzan-films gedraaid, die niet alle succesvol waren. De beroemdste „film-Tarzans” waren Johnny Weissmuller (eigenlijk Peter Johann Weissmüller, * 2 juni 1904 , † 20 januari 1984) in 12 films, Lex Barker in 5 films en Gordon Scott (* 3 augustus 1926 , † 30 april 2007) in 6 films.
[6]Lex Barker (voluit: Alexander Chrichlow Barker Jr., * 8 mei 1919 , † 11 mei 1973) was een Amerikaans acteur, die in vijf films furore maakte als Tarzan; in Europa was zijn eerste grote rol die van Robert – de verloofde van de vrouwelijke hoofdrolspeelster Sylvia (Anita Ekberg) – in de klassieker „La dolce vita” van Federico Fellini, alvorens hij optrad in maar liefst twaalf van de zeventien grote Karl-May-verfilmingen in de jaren ’60: als Old Shatterhand in „Der Schatz im Silbersee” (1962), „Winnetou, 1. Teil” (1963), „Old Shatterhand” (1964), „Winnetou, 2. Teil” (1964), „Winnetou, 3. Teil” (1965), „Winnetou und das Halbblut Apanatschi” (1966) en „Winnetou und Shatterhand im Tal der Toten” (1968); als Kara Ben Nemsi in „Der Schut” (1964), „Durchs wilde Kurdistan” (1965) en „Im Reiche des silbernen Löwen” (1965); als Dr. Sternau in „Der Schatz der Azteken” (1965) en „Die Pyramide des Sonnengottes” (1965).
[7]Pierre Brice (artiestennaam van Pierre Louis Baron le Bris, * 6 februari 1929 , † 6 juni 2015) was een Frans acteur, die in maar liefst elf van de zeventien grote Karl-May-verfilmingen in de jaren ’60 de rol van Winnetou speelde: „Der Schatz im Silbersee” (1962), „Winnetou, 1. Teil” (1963), „Old Shatterhand” (1964), „Winnetou, 2. Teil” (1964), „Unter Geiern” (1964), „Der Ölprinz” (1965), „Winnetou, 3. Teil” (1965), „Old Surehand, 1. Teil” (1965), „Winnetou und das Halbblut Apanatschi” (1966), „Winnetou und sein Freund Old Firehand” (1966) en „Winnetou und Shatterhand im Tal der Toten” (1968). Voorts speelde hij nogmaals de rol van Winnetou in de tv-series „Mein Freund Winnetou” (1980) en „Winnetous Rückkehr (1998) en trad hij een aantal malen op als gastacteur (uiteraard eveneens in de rol van Winnetou) bij de Karl-May-Spiele van Elspe en Bad Segeberg.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website