KARL MAY – geroemd, verguisd, vereerd

J. H. Kruizinga 1


Wat mij in de boeken van Karl May het meest heeft geboeid, is zijn strijd voor vrede en onderling begrip. Hij leert ons in bijna al zijn boeken, beter dan wij in veel hoogdravende lectuur vinden, edelmoedigheid ten opzichte van de naaste. Hij leert ons in de medemens, ook wanneer hij dwaalt, onze broeder in Chistus zien. Juist daarom is zijn werk van alle tijden.
(Albert Schweitzer)


„Ik ben in het armzaligste en diepst gelegen deel van Ardistan (Saksen) geboren, een lievelingskind van nood, zorg en kommer. Mijn vader was een arme wever ... mijn moeder een martelares, een heilige, altijd zwijgzaam, oneindig vlijtig, ondanks onze eigen armoede steeds bereid om offers te brengen voor andere, misschien nog wel armere mensen ...
Wij waren met ons negenen: vader en moeder, de beide grootmoeders, vier zusters en ik, de enige jongen .. Mijn grootvaders waren beiden verongelukt: die van moederszijde thuis, die van vaders kant in het bos ... Vader en moeder waren zeer gezond en sterk; tot aan hun dood zijn zij nooit ziek geweest ... Zij behoorden tot de Evangelisch-Lutherse gemeente, namen echter nooit stelling tegen andersdenkenden en achtten zich ook niet beter dan zij.”

Zo begint het boek „Mein Leben und Streben” dat Karl May in 1910, twee jaar voor zijn dood, publiceerde. Het is een van de vijf- en zestig boeken (oplage: twaalf miljoen exemplaren) van deze populaire Duitse auteur. Ondanks dit fenomenale schrijverssucces ging het leven van Karl May niet over rozen.



Karl May, geboren op 25 febr. 1842 en gestorven op 30 maart 1912.

Grootmoeder was alles
Het is eigenlijk de schuld van Karl May’s vader (week, goedhartig, tyranniek, opvliegend) dat zijn enige zoon kort na zijn geboorte zijn gezichtsvermogen verloor. Niet omdat hij een arme wever was, maar omdat hij alle heil van kwakzalvers verwachtte. Nadat er na jaren eindelijk een behoorlijke dokter werd geraadpleegd, kon zijn zoon weer zien.
In die sombere jaren was zijn grootmoeder zijn eigenlijke opvoedster. „Zij was mij alles. Ze was mijn vader, mijn moeder, mijn licht en zonneschijn die aan mijn ogen ontbraken’, schreef Karl later in zijn autobiografie. „Ze was een dichteres bij de gratie Gods, een sprookjesvertelster. Ze schiep, ze tekende, ze schilderde, ze modelleerde.” Jammer genoeg stierf zij toen Karl weer kon zien 2. ’t Was net alsof ze haar taak nu voleindigd zag en afscheid kon nemen van het leven.
Veel plezier heeft Vader May niet van zijn kinderen gehad, want negen van hen stierven jong en buiten zijn vier dochters bleef maar één zoon, de latere schrijver, gespaard 3. Wel gaven Heinrich August May en Christiane Wilhelmine Weize aan die ene zoon op hun manier volop de kansen, die zij zelf niet hebben gehad. Zij dachten tenminste dat zij het goed deden en vader May overstelpte de jonge Karl, (die leergierig en kunstzinnig was en over een voortreffelijk geheugen beschikte) met alle mogelijke leerstof zonder enig verband, en vaak ook zonder enige waarde. Karl moest oude gebedenboeken, rekenboekjes, werken over natuurwetenschappen waarvan hij niets begreep, doornemen.
Een meer dan vijfhonderd bladzijden dik aardrijkskundeboek (uit 1802) moest hij helemaal overschrijven „want dan onthoud je de gegevens beter” zei zijn vader. Voor de kost naaide Karl handschoenen en in zijn vrije tijd zong hij in ’t jongenskoor, kreeg orgel-, piano- en vioolles ... Gelukkig leerde „onze zoon” zoals hij thuis genoemd werd erg gemakkelijk en hij haalde snel zijn twee jaar oudere zuster in. Als 8- of 9 jarige knaap zat hij op school bij 11- of 12-jarigen, die hem zijn „geleerdheid'” benijdden. En thuis was vader om de studie aan te vullen. Toen Karl zo ongeveer alles gelezen en ten dele overgeschreven had wat zich in Hohenstein-Ernstthal in privé bezit bevond, kwamen Latijnse, Engelse en Franse werken aan de beurt ...
Honderden geografische werken, boeken over sterrenkunde en wiskundige verhandelingen, Karl nam het allemaal door. Maar de jongen, die een zeldzaam rijke fantasie en een krachtig gevoelsleven bezat zocht een uitweg uit dit alles in het rijk van de verbeelding. Het hele bezit van de uitleenbibliotheek van zijn geboorteplaats verslond hij. Alleen al de titels spraken tot de verbeelding van de knaap die het later in het „verbeelden” zo ver zou brengen. Hij las „Rinaldo Rinaldini de Roverhoofdman, „Sallo Sallini de edele rover”, „Himlo Himlini de weldadige rover, „Het rovershol op Monte Viso”, „Bellini de bewonderenswaardige bandiet” „De schone roversbruid of het offer van de onrechtvaardige rechter” en nog veel meer.



De schrijftafel van Karl May en enkele van zijn persoonlijke bezittingen
vindt men in het Karl May-museum te Bamberg. Op de voorgrond het
originele handschrift van „Old Shatterhand”.

Wie eens steelt ...
Hoewel er voor het gymnasium, laat staan voor de Universiteit geen geld was, was het onderwijzersberoep nog het minst moeilijk bereikbaar. Dat hij naar de kweekschool kon was te danken aan de kerkpatroon, de graaf van Hinterglauchau, die voor een jaarlijkse ondersteuning van 15 thaler zorgde. Karl May heeft het echter op die kweekschool in Waldenburg maar twee jaar uitgehouden: hij werd weggestuurd wegens het „stelen van een paar stompjes kaars voor de kersttafel”. Gelukkig kreeg hij van het Ministerie van Onderwijs toestemming zijn studie op de kweekschool te Plauen voort te zetten. Nadat hij in september 1861 – hij was toen 19 jaar – zijn akte behaalde, kwam hij in betrekking te Altchemnitz; een school waar bijna volwassen fabrieksarbeiders de „leerlingen” vormden. Wegens het „stelen” van een horloge (dat hij van een boekhouder 4 te leen had) werd hij echter gearresteerd en tot zes weken gevangenisstraf veroordeeld. Deze onrechtvaardige straf drukte een stempel op zijn volgende levensjaren. Hij ging „vreemd” doen, schafte zich na zijn vrijlating bont- en pelswerk aan (dat hij niet nodig had) en verdween zonder te betalen. Dat gebeurde in de vroeger verslonden boeken met de mooie allitererende titels immers ook zo vaak? ... Het resultaat was: arrestatie en vier jaar cel met nog twee jaar politie-toezicht.
Toch bracht deze gevangenisstraf in Zwickau hem weer de rust die hij nodig had om „gewoon” te doen. De gevangenis bezat een goedgevulde boekerij waarin Karl May zich met hart en ziel verdiepte.
Reisverhalen trokken hem het meest (dat schijnt met alle gevangenen zo te zijn) en dat bracht hem op het idee zelf later ook „schrijver” te worden. Wegens goed gedrag kreeg hij na drie jaar cel gratie en daardoor de vrijheid (1868). Of dit nu te plotseling is gekomen weet ook Karl May zelf niet. In elk geval verviel hij weer in zijn oude kwaal: hij ging zwerven, stal links en rechts de raarste dingen (biljartballen, kinderwagens) en gaf zich uit voor baron, arts of officier. Natuurlijk moest dit spaak lopen en in 1870 sloten de gevangenisdeuren van Waldheim zich achter Karl May. De behandeling aldaar was streng, maar rechtvaardig. Behalve sigarenmaker, werd Karl in Waldheim organist en lid van de r.k.-kerk 5. Dit laatste onder invloed van de catecheet Kochta 6, die hem menselijk behandelde en over alles behalve zijn gevangenisstraf sprak.
Boeken voor studie waren er volop aanwezig en Karl May begon toen aan zijn ideaal: schrijver worden. Hij schreef verhalen, zond ze naar huis en verzocht zijn ouders uitgevers te zoeken die zijn literaire produkten wilden uitgeven.



Zowel in Braille-schrift als in allerlei talen werden
de vele boeken van Karl May uitgegeven.

Roem en verguizing
Een van die uitgevers was H. G. Münchmeyer 7 in Dresden en toen Karl May in 1874 vrij kwam werd hij op verzoek van deze colportageboekhandelaar redacteur van drie tijdschriften Het „Deutsche Familienblatt” bestemde Karl May voor Indianen verhalen, de „Feierstunden” voor verhalen uit de Oriënt, terwijl in „Schacht und Hütte” zijn „Geografische Predigten” verschenen.
In laatstgenoemde verhalen voelde hij zich een prediker, die in zijn gehele oeuvre (avonturenromans, gedichten en verhandelingen) lansen moest breken voor godsvertrouwen, wereldvrede, oprechtheid, naastenliefde en rassengelijkheid. Karl May schreef bijna al zijn verhalen in de ik-vorm, wat zijn werken zeer levendig maakt. Hij kroop als ’t ware in de huid van Old Shatterhand en Kara Ben Nemsi, nobele mannen, die het woord rechtvaardigheid in hun blazoen hadden geschreven, die het opnamen voor de verdrukten en de misdaad te vuur en te zwaard bestreden.
Om Karl May aan zijn firma te verbinden stelde Münchmeyer voor zijn schoonzuster te huwen 8. Daar voelde Karl niets voor, verbrak de banden met zijn eerste uitgever en ging op reis. Na zijn terugkeer leerde hij in Hohenstein zijn aanstaande vrouw Emma Pollmer kennen, waarmede hij in 1880 in het huwelijk trad. Van 1876 tot 1880 schreef Karl May voor verschillende uitgevers van tijdschriften, ontwikkelde zich tot een succesvol en gaarne gelezen auteur en werd vast medewerker van Heinrich Keiter 9 in diens tijdschrift de „Deutscher Hausschatz”.



In dit huis werd Karl May op 25 februari 1842 geboren. Het staat nog steeds in Hohenstein-Ernstthal 10.

In snel tempo werd Karl May de populairste Duitse schrijver en hij raakte in zeer goeden doen. Door de talrijke vertalingen van zijn verhalen over Indianen, prairielopers en Oriëntbewoners stroomde het geld hem van alle kanten toe. De eerste vertaling leverde Frankrijk, ondanks het feit dat de oorlog van 1870 nog vers in het geheugen lag. Ook in andere buurstaten drong zijn naam door; Nederland, Tsjechoslowakije en Hongarije 11.
In ons land verscheen de eerste vertaling („De Oude Dood”) in 1890 bij W. H. J. van Nooten 12 in Haarlem en omstreeks 1932 waren alle boeken van Karl May in onze taal verkrijgbaar. Bekende uitgevers van zijn boeken in ons land waren: H. J. W. Becht 13, Amsterdam, de Indianenserie met een Indiaan, de Oosterse serie met een Arabische ruiter op de kaft) en A. W. Schoonderbeek 14, Laren.
Hand in hand met het succes als schrijver ging het succes als mens: door de ik-vorm der reisverhalen daartoe gebracht, zagen duizenden lezers in de helden Old Shatterhand en Kara Ben Nemsi niemand anders dan Karl May zelf. Hij werd overstroomd door duizenden brievan van bewonderaars uit alle rangen en standen, kreeg uitnodigingen van vorsten, bezoek van hoge militairen en staatslieden. Hij werd gevierd als groot reiziger, geleerde en schrijver. Zijn roem maakte hem eerzuchtig en hij ging er prat op te vertellen dat hij meer dan twintig maal in Amerika was geweest, dat hij Winnetou in 1874 had begraven en dat hij Mekka had bezocht. Dit alles was niet waar en ontstond in de fantasie van de auteur. De gevolgen bleven niet uit. Omdat Karl May met Münchmeyer had gebroken bracht deze 15 uit wraak vijf van zijn boeken (onschuldige liefdesromans, die May vroeger voor de colportage onder pseudoniem had geschreven) gelardeerd met gepeperde passages onder de naam Karl May op de markt. Toen barstte een storm van verontwaardiging over het hoofd van Karl May los. Hij raakte in processen gewikkeld, processen waarin zijn verleden (diefstal, gevangenisstraffen) werd opgehaald.
Op 14 januari 1903 16 liet hij zich van Emma Pollmer (die hem nooit heeft lief gehad) scheiden en op 30 maart van datzelfde jaar trouwde May met Klara Plöhn. Met haar ging hij echt op reis, in 1908 voor ’t laatst naar de Verenigde Staten. In 1910 verscheen Mays autobiografie „Mein Leben und Streben” en twee jaar te voren liet hij bij testament bepalen dat na zijn dood een Karl May-stichting voor behoeftige schrijvers en journalisten moest worden opgericht met een deel van zijn vermogen als kapitaal. (In 1942 bedroeg het kapitaal nog 400.000 R.M.) Tegen het einde van zijn leven begon de publieke opinie Karl May weer enigszins gunstig gezind te worden. Nadat hij op 22 maart 1912 in de Sophiazaal te Wenen nog voor tweeduizend mensen had gesproken (die hem enthousiast toejuichten) stierf hij ten gevolge van een opgelopen verkoudheid op 30 maart 1912, dit jaar een halve eeuw geleden. Op 3 april d.a.v. werd hij op het kerkhof te Radebeul bij Dresden begraven.
De dominee 17 zei in zijn lijkrede o.a. „Vrede op aarde, ware mensenliefde – dat was zijn ideaal, dat was de grondgedachte in al zijn doen.”

Nu vereerd
De man, die in Nederland het meeste tot de verering van Karl May heeft bij gedragen is de Haagse leraar Frans, Dr. F. C. de Rooy 18. Deze May-kenner bij uitnemendheid publiceerde in 1955 een boek „Old Shatterhand/Kara Ben Nemsi ook voor U”, en promoveerde in 1958 op het proefschrift „La vie de Saint Hubert dite d’Hubert Ie Prevost”.
Thans bezit hij de meest volledige Karl May verzameling van ons land en hij is de enige niet-Duitser, die een wetenschappelijk werk aan deze auteur heeft gewijd.
De uitgeverij Ustad Verlag in Bamberg (die als de executeur-testamentair van Karl May te beschouwen is) verwijst allen die iets over deze Duitser willen weten naar ... Dr. de Rooy! Ter gelegenheid van de 50-jarige herdenking van Karl Mays sterfdag werd er onder de redactie van Dr. de Rooy een geheel nieuwe en volledig geautoriseerde May-reeks uitgegeven (door N.V. Het Spectrum te Utrecht) onder de titel: „Karl May Pockets voor Zoon en Vader (25 delen).
Dr. de Rooy wordt op de voet gevolgd door Mevrouw P. H. de Jonge te Amsterdam, die ongeveer 50 (van de 65) Karl May-uitgaven in het Duits bezit. Haar liefde voor deze Duitse auteur erfde zij van haar vader die arts was en elke avond van acht tot negen uur Karl May las ...
Zij vindt de drie delen van Winnetou en de twee delen Old Shatterhand de beste boeken van May, hoewel de Balkan-serie er volgens haar ook wezen mag.
Door haar interesse voor de werken van Karl May zette zij zich tot de studie van het Chinees, het Arabisch en het Hebreeuws ...
Zij is er van overtuigd dat Karl May door zijn reizen en studeren (hij bezat 2000 boeken over andere landen) in staat was te schrijven zoals hij schreef. May heeft ons in pakkende beelden willen tonen, wat een hoogstaande, krachtige persoonlijkheid kan bereiken, die in de wildernis op zichzelf aangewezen, gevaren ten spijt, toch een weg weet te banen voor zijn eigen ethische opvattingen. Hebben wij ook niet genoten van de boeken over Zuid-Afrika van L. Penning 19, die schreef „alsof hij er zelf bij geweest was”?
Duitsland heeft voor Karl May in het beroemde Karl May museum te Bamberg als ’t ware een monument opgericht. Hoewel de wapens in dat museum aanwezig alle zijn gereconstrueerd naar hun beschrijvingen in Karl Mays boeken, zijn de papieren aldaar authentiek.
Ook op andere wijze leeft Karl May in Duitsland voort. Dit jaar werden voor de elf de maal in Bad Segeberg (Sleeswijk-Holstein) de Karl May spelen opgevoerd.
In het fraaie openluchttheater hebben in de loop der jaren al bijna een miljoen jeugdige personen „tussen de zeven en de zeventig jaar” de voorstellingen bezocht. Zij zagen er de edele Winnetou na veel avonturen de geest geven en Sam Hawkins zijn onedel mengsel van tabak, resten van vilten hoeden en afgesneden vingernagels roken. Zij leefden mee met Kara Ben Nemsi uit Almania, die ondanks het feit dat vele schurken op hem loerden, geen haar op het hoofd gekrenkt werd. Of nu de komische, kortademige Muchtar van Kolastsjin, die minder slagen kreeg dan hij verdiende of Kadsji Halef Omar Ben Hadsji Aboel Abbas Ibn Hadsji Dawuhd al Gossarah, de man met de eindeloze naam, de hoofdfiguur van de openluchtvoorstellingen in Segelberg is, de inwoners van dit stadje doen ieder jaar weer een greep in de boekenproduktie van Karl May. En met succes!
Karl May werd verfilmd („Durch die Wüste”), hij wordt op de planken gebracht en jaarlijks stijgt de verkoop van de beroemde „groene bandjes”, door de „Karl May Verlag” in Bamberg in zeventig delen uitgegeven.
Iets nieuws is het uitkomen van vijf Karl May-grammofoonplaten (45 toeren) bij dezelfde uitgever, onder regie van Joseph Offenbach 20.
(Das Greenhorn und der Grizzly, Fluch des Feuerwassers, Winnetou in Fesseln, Old Shatterhand am Rand des Grabes, Am Marterphal en Auf Leben und Tod).
We eindigen met een uitspraak van Dr. de Rooy die in zijn „Old Shatterhand – Kara Ben Nemsi Ook voor U” schreef: „Karl May, die eens door Buffalo Bill 21 op de schouders werd geklopt met de meewarige woorden: „U bent een idealist, mijn waarde heer” is toch niet de dolle fantast gebleken waarvoor men hem vaak heeft uitgemaakt.”
De verering die het huidige geslacht Karl May, vijftig jaren na zijn dood nog toedraagt, is daarvan een duidelijk bewijs.



De graftombe van Karl May op de begraafplaats van Radebeul.



[1]in: Op den Uitkijk: Tijdschrift voor het Christelijk gezin, (36e jaargang), september 1962, pp. 617-620.
[2]Karl Mays blindheid werd genezen toen hij vijf jaar oud was, dus in 1847. Johanne Christiane Kretzschmar, wed. May, wed. Vogel (* 15 september 1780 † 19 september 1865), de befaamde „Märchengroßmutter” van Karl May, stierf dus pas achttien jaar na die genezing.
[3]Hm, dit klinkt wel heel erg of ouders geen plezier kunnen hebben aan dochters 😲
[4]Bedoeld wordt Julius Hermann Scheunpflug (* 10 juli 1820 , † ?), boekhouder bij de fabrieken van Claus en/of Solbrig in Altchemnitz en kamergenoot van Karl May; hij was de eigenaar van het uitgeleende zakhorloge en de meerschuimen pijp.
[5]Karl May is nooit lid geweest van de Rooms-Katholieke kerk!
[6]Johannes Kochta (eigenlijk Johann Peter Kochte, * 28 maart 1824 , † 27 februari 1886) was van 1866 tot 1884 katholiek gevangenisaalmoezenier in tuchthuis Waldheim.
[7]Heinrich Gotthold Münchmeyer (* 29 juni 1836 , † 6 april 1892) was uitgever en colportageboekhandelaar in Dresden.
Van maart 1875 tot december 1876 was Karl May aan deze uitgever verbonden en redigeerde hij de tijdschriften Der Beobachter an der Elbe (dat van 1874 tot 1875 bestond), Deutsches Familienblatt. Wochenschrift für Geist und Gemüth zur Unterhaltung für Jedermann (1875-1877; hierin publiceerde May zijn eerste indianenverhalen), Schacht und Hütte. Blätter zur Unterhaltung und Belehrung für Berg- Hütten- und Maschinenarbeiter (1875-1876) en Feierstunden am häuslichen Heerde. Belletristisches Unterhaltungs-Blatt für alle Stände (1876-1877; hierin publiceerde May zijn eerste verhalen over de Oriënt).
Tussen 1882 en 1887 schreef Karl May zijn vijf grote colportageromans voor Verlag H. G. Münchmeyer: „Waldröschen oder die Rächerjagd rund um die Erde” (december 1882-augustus 1884; 2.612 pagina’s), „Die Liebe des Ulanen – ein packender Fortsetzungsroman über den deutsch-französischen Krieg 1870/71” (september 1883-oktober 1885; 1.724 pagina’s), „Der verlorne Sohn oder Der Fürst des Elends. Roman aus der Criminal-Geschichte” (augustus 1884-juli 1886; 2411 pagina’s), „Deutsche Herzen – Deutsche Helden” (december 1885-januari 1888; 2.610 pagina’s) en „Der Weg zum Glück – Höchst interessante Begebenheiten aus dem Leben und Wirken des Königs Ludwig II. von Baiern” (juli 1886-augustus 1888; 2.616 pagina’s).
[8]Minna Hulda Ey (* 23 februari 1843 , † † 1918) was de ongetrouwde zus van Ida Pauline Münchmeyer-Ey (* 14 juni 1840 , † 17 mei 1928), die bij haar zus en zwager inwoonde; nadat Karl May haar (in 1876) had afgewezen („Karl May und Minna Ey: Die werden niemals zwei”), gaf hij zijn baan bij Münchmeyer op en trouwde vier jaar later met Emma Pollmer. Minna troostte zichzelf door in augustus 1879 te trouwen met de Dresdner meubelfabrikant Friedrich Carl Horst Tittel (* 1826 , † 1897).
[9]Heinrich Keiter (* 17 juni 1853 , † 30 augustus 1898), was vanaf 1888 redacteur bij de „Deutscher Hausschatz” van uitgeverij Pustet in Regensburg. In tegenstelling tot zijn voorganger bij de „Hausschatz”, Venanz Müller (eigenlijk Venantius Müller, * 22 maart 1831 , † † 1906), was Keiter nou net geen Karl May-fan en daarom schroefde hij het May-aandeel aan het tijdschrift vrijwel onmiddellijk terug, zeer tot ongenoegen van de lezers.
[10]Nou, dat valt alweer reuze mee, dat dat huis in de tussentijd niet verhuisd is naar pak ’m beet Ottendorf-Okrilla of Castrop-Rauxel 😜
[11]In de tijd van Karl May bestonden Tsjechoslowakije en Hongarije nog niet: tot 1918 maakten beide landen deel uit van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Dat neemt natuurlijk niet weg dat er in het keizer- en koninkrijk toen toch ook al in bepaalde streken Tsjechisch en Hongaars werd gesproken en dat er dus inderdaad al Tsjechische en Hongaars vertalingen bestonden.
[12]Onbekend.
[13]Herman Johan Wilhelm Becht (* 25 maart 1862 , † 26 februari 1922) was aanvankelijk handelsreiziger voor Van Holkema & Warendorf, maar al in 1892 vestigde hij zijn eigen uitgeverij in Amsterdam. In het logo van de uitgeverij stonden de initialen H.J.W.B. voor de zinsnede „Hebt In Werken Bevrediging”. In 1986 werd de uitgeverij overgenomen door Johannes Hendricus Gottmer (* 1902 , † 1974: Gottmer Uitgevers Groep) in Haarlem; de boeken van Becht verschijnen echter nog steeds onder hun eigen naam.
[14]Age Schoonderbeek (voluit: Arie Gerrit, * 23 december 1887 , † 7 juli 1986) uitgever te Amersfoort van 1910 tot 1913, uitgever en boekhandelaar te Laren/NH vanaf 1913
[15]Dat gebeurde niet door H. G. Münchmeyer, die immers al in 1892 was overleden, maar door Adalbert Fischer (voluit: Johannes Adalbert Fischer, * 3 december 1855 , † 7 april 1907) was uitgever te Dresden, die in 1899 Verlag H. G. Münchmeyer had overgenomen van diens weduwe, met als enig doel om Karl Mays colportageromans opnieuw uit te geven, nu met enkele toegevoegde passages.
[16]De scheiding werd rechtsgeldig vanaf 4 maart 1903; 26 dagen later trouwde Karl reeds met „koekoeksjong” Klara Beibler, weduwe Plöhn.
[17]Ds. Kurt Schmidt (* 1866 , † 1949), dominee te Radebeul. De complete grafrede verfscheen in „Karl May Jahrbuch 1932”, pp. 55-60; Nederlandse vertaling in De Kiva, (juli/augustus 1965 en september/oktober 1965).
[18] Dr. F. C. de Rooy (voluit: dr. Ferdinand Carel de Rooy, * 9 juni 1919 , † 4 maart 1998) was in het dagelijks leven leraar Frans te Rijswijk/Z.H. en in zijn vrije tijd dé Karl May-kenner van Nederland. Van zijn hand is o.a. het boekje „Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland” (Tilburg: Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, 1955) en hij redigeerde en gaf in de jaren 1962-1967 de 50 bekende Karl May-pockets bij Uitgeverij Het Spectrum uit.
[19]Louwrens Penning (* 2 december 1854 , † 12 januari 1927) was een Nederlands schrijver, die vooral bekendheid vergaarde met zijn boeken over de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika, zoals „De leeuw van Modderspruit”, „De held van Spionkop”, „De verkenner van Christiaan de Wet” en „De overwinnaar van Nooitgedacht”.
[20]Joseph Offenbach (eigenlijk Joseph Ziegler , * 28 december 1904 , † 15 oktober 1971) was een Duitse acteur. Ook was hij regisseur van enkele hoorspelproducties naar Karl May, waarin hij overigens ook de stemmen van o.a. Sam Hawkens, Hobble-Frank en Hadschi Halef Omar voor zijn rekening nam.
[21]Buffalo Bill” was de bijnaam van William Frederick Cody (* 26 februari 1846 , † 10 januari 1917), een van de kleurrijkste figuren uit het Wilde Westen. Hij kreeg de bijnaam „Buffalo Bill” toen hij een baan aannam om de werkers aan de Kansas Pacific Spoorweg te voorzien van bizonvlees. Daarnaast had hij nog talloze andere baantjes, zoals huidenjager (trapper), stierenvanger, goudzoeker in Colorado, ruiter in de Pony Express in 1860, gids bij kolonisten-karavanen, menner van postkoetsen, soldaat in de Amerikaanse Burgeroorlog en hotelmanager, maar het beroemdst werd hij door zijn Wild West Show.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website