De Boodschap van Winnetou

en het Indianenvraagstuk in de V.S.A.

Kentering ten gunste


anoniem (=Dr. F. C. de Rooy) 1

HEEFT KARL MAY in 1892 gelijk met zijn veroordeling van de wijze waarop de Yank zijn «rode broeder» tegemoet treedt, nog lang zou het duren voor zijn progressieve denkbeelden aan de overkant van de Atlantische Oceaan ingang vonden. Daar bevond men zich toen midden in de «landverkavelingsperiode». De schandelijke run op het Indian Territory, nu Oklahoma genaamd, lag nog vers in het geheugen: op 22 april 1889 hadden 20.000 blanken het land met regeringsvergunning stormenderhand bezet.

En op 29 december 1890 vond het verschrikkelijke bloedbad bij Wounded Knie plaats, waarbij 100 ongewapende krijgers en 200 vrouwen en kinderen werden afgeslacht omdat zij aan zg. opruiende praktijken deelnamen, terwijl zij in werkelijkheid een godsdienst aanhingen van verlossing, vrede en naastenliefde. Doch daarvoor wenste de regering geen oog te hebben.



Karl May in zijn glorietijd.

«Het ministerie van Binnenlandse Zaken zette de likwidatie van de Indianen tot in de dertiger jaren voort.» En dan vertelt Collier 2 hoe de persoonlijke korruptie van de ambtenaren van het beruchte Indian Bureau geleidelijk de gehele administratie had aangevreten. Zo kon het voorkomen, dat nog na 1925 het uitplunderen van Indianen in Oost-Oklahoma voortgang k o n vinden zonder dat het geweten van de natie er door werd beroerd. Onbewust was ook zij korrupt.

«Agenten van Moskou»
Doch de kentering was niet meer veraf. Toen het Indian Bureau in zijn streven om de godsdienstpraktijken der Pueblo-Indianen uit te roeien, dezen als «anti-Amerikaans, subversief» en als «agenten van Moskou» brandmerkte, ja zelfs pornografische lektuur verspreidde die een beeld heette te geven van de perverse zeden van die Indianen, toen sloeg de openbare mening om. Twijfel ontstond omtrent de «gezaghebbende» meningen van het Indian Bureau. Bij sommigen groeide een ernstig verlangen om de Indianen persoonlijk te leren kennen en hun zeden en gewoonten grondig te bestuderen, nu niet meer zozeer uit historische als wel uit sociologische belangstelling. Nu zag men ’t uitsterven van de Indiaan niet meer als iets noodzakelijks en wenselijks, maar men leerde hem als een medeburger zien, althans als een medemens waarmee men rekening kon houden. Niet meer als een wilde die ge in een kooi als een bezienswaardigheid bewaart tot hij dood gaat. «Even kostbaar als wat dan oo had president Theodore Roosevelt 3 al eens gezegd tijdens een bezoek aan de Hopi-Indianen.
Kortom, de sympatie waarover Karl May sprak, begon zich inderdaad bij het nageslacht af te tekenen. Of dit nu ook de gevolgen van zijn uitroeiingspolitiek zou hebben te dragen?

Godsdienst en stamgemeenschap
Deze vraag stelde Karl May zichzelf en zijn lezers in de donkere periode van het laatste kwart van de 19e eeuw. Zij klonk pessimistisch, doelde echter op kultuurwaarden die tot bredere ontwikkeling hadden kunnen komen, wanneer men de rode natie de kans daartoe had geboden.
Maar Karl May zou de bekering van Brother Jonathan 4 niet meer beleven. Zo kwam hij ertoe, het zwaartepunt van de verhouding tussen rood en blank naar de Indiaanse kant te verleggen: zij behoorden zich onder behoud van hun kultuurwaarden tot een krachtig volk aaneen te smeden en zo de blanke broeder de hand toe te steken om tot een versmelting en éénwording van het gehele Amerikaanse volk te komen. In 1909 verschijnt «De boodschap van Winnetou» waarin May uitroept: «Geen mens, geen volk en geen ras mag kind blijven. De Almachtige geeft aan ieder individu en aan iedere natie gelegenheid en tijd om de kinderschoenen te ontgroeien. Ieder die dan nog blijft staan en niet voorwaarts wil, verliest het recht op bestaan!»
Waarom ineens zo streng tegenover de rode broeder ? Wel, als goed kristen heeft de auteur ook in de harde slagen van het lot de hand Gods willen zien en zo in de rampspoed der Indiaanse natie een les gelezen die hij dit volk duidelijk wil maken: «Hebt ge begrepen hoe het goedgemaakt moet worden, wanneer honderden kleine en steeds kleinere Indianenvolken en -volkjes zich duizend jaar lang onder elkaar beoorlogen en vernietigen?
Dat het een miljoenvoudige zelfmoord was waaraan ge te gronde zijt gegaan? Dat de bloeddorst en landhonger van de bleekgezichten slechts een tuchtroede in de hand van de grote wijze Manitou was, welke slagen uit de slaap moesten opwekken ? Dat ge slechts door liefde kunt goedmaken wat ge door haat hebt misdreven?”

De Edel-indiaan
In Mays fiktie vinden dan alle rode broeders elkaar onder de druk van het machtige prestige van de Edelindiaan Winnetou. Het «Indianen van alle stammen en naties, verenigt u in eendrachtige liefde!» groeit uit tot een «Amerikanen van allen bloede, verenigt u tot één grote natie van vrije en gelijkberechtigde burgers!»
Was dit onwerkelijke fantazie? Neen, want deze eenwording was mogelijk op basis van religie en clanwezen: «De uiterlijke ontbinding van de Indianen zou al lang tot volledige vernietiging hebben geleid», als dus May, «wanneer de grote medicijnmannen uit het verleden hier niet op twee manieren tegenin waren gegaan, nl. via de godsdienst en via de sociale struktuur. De teologische weg naar hereniging lag in de gedachte «Grote Geest» of «Grote, goede Matnitou». De sociale weg werd in de gedachte van de clans gegeven, waardoor de uiterlijk versplinterde stammen innerlijk weer verbonden en bijeengehouden werden.»
Juist godsdienst en stamgemeenschap noemde Collier daarstraks als de twee kernen van de Indiaanse tegenstand en derhalve als de hoofddoelen van de Amerikaanse vernietigingspolitiek! Gevoel voor een dergelijke positieve houding ontstaat pas na het aan het bewind komen van president Fr. D. Roosevelt 5 en zijn New Deal 6. Men hore de nieuwe Indian Commissioner, John Collier: «Indianen kregen recht op de traditionele Amerikaanse privileges, nl. gewetensvrijheid, vrije meningsuiting, vrijheid om zich politiek en ekonomisch te organizeren, om kapitaalsgoederen produktief te maken en ze te beheren; toegang tot de voordelen van het algemene bestuur (waartoe de Indianen meer goederen hadden bijgedragen dan enig andere bevolkingsgroep)». Algemeen kiesrecht, hoewel grondwettelijk onder deze privileges vallend, is echter nog lang geen feit geworden en maakt de politieke status van deze «onder curatele gestelde burgers» nog vrij onzeker.

MORGEN

DE EENHEIDSGEDACHTE


[1]In Gazet van Antwerpen, 27 juli 1962 (vervolg van het tweede deel van deze serie van vier, geplaatst op 26 juli 1962).
Pas onder het vierde en laatste deel van deze serie wordt de auteur ervan genoemd: Dr. F. C. de Rooy. De tekst is evenwel bewerkt door een onbekende Belgische redacteur.
Dr. F. C. de Rooy (voluit: dr. Ferdinand Carel de Rooy, * 9 juni 1919 , † 4 maart 1998) was in het dagelijks leven leraar Frans te Rijswijk/Z.H. en in zijn vrije tijd dé Karl May-kenner van Nederland. Van zijn hand is o.a. het boekje „Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland” (Tilburg: Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, 1955) en hij redigeerde en gaf in de jaren 1962-1967 de 50 bekende Karl May-pockets bij Uitgeverij Het Spectrum uit.
V.S.A. betekent Verenigde Staten van Amerika, een in België gebruikelijke afkorting voor het land dat wij in Nederland Verenigde Staten, VS, States, USA of kortweg Amerika noemen.
[2]John Collier (* 4 mei 1884 , † 8 mei 1968) was een bekend Amerikaans socioloog, hervormer, pleitbezorger van de rechten van Noord-Amerikaanse indianen en schrijver van o.a. de belangwekkende boeken „The Indians of the Americas” en „On the Gleaming Way: Navajos, Eastern Pueblos, Zunis, Hopis, Apaches, and Their Land; and Their Meanings to the World”.
[3]Theodore „Teddy” Roosevelt (* 27 oktober 1858 , † 6 januari 1919) was van 1901 tot 1909 de 26e president van de Verenigde Staten namens de Republikeinse Partij.
[4]„Brother Jonathan” is de personificatie van New England – het noordoosten van de Verenigde Staten, omvattende de staten Connecticut, New Hampshire, Maine, Massachusetts, Rhode Island en Vermont –, die vóór de personificatie „Uncle Sam” ook als personificatie van de hele Verenigde Staten gold; hij is tevens een allegorie op het kapitalisme.
[5]Franklin Delano Roosevelt (* 30 januari 1882 , † 12 april 1945) was van 1933 tot 1945 de 32e president van de Verenigde Staten namens de Democratische Partij.
[6]De New Deal was de naam van het sociaal en economisch hervormingsprogramma onder president Franklin Delano Roosevelt met het doel om de Verenigde Staten uit het slop van de Grote Depressie, die een gevolg was van de beurskrach van 24 oktober 1929, te trekken. Roosevelt was van mening dat het de taak van de overheid was om het volk bij te staan in economisch barre tijden, een idee dat in dezelfde periode ook bij de leider(s) van Duitsland leefde.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website