De man die Old Shatterhand had willen zijn

KARL MAY vijftig jaar na zijn dood


anoniem 1


Ondoenlijk, na te gaan hoe lang het geleden is, dat wij hem uit zijn boeken leerden kennen. Hij reed op een zwarte mustang aan gene zijde van de Gunnison-rivier, daar waar de pieken van de Elk Mountains zich als een kegelspel verheffen. Hij was niet bijzonder lang of breed, niet uitzonderlijk behendig of gespierd en tóch was het hem aan te zien, dat hij over buitengewone kracht en een groot uithoudingsvermogen beschikte.

Zijn door de zon verkleurde gezicht werd door een blonde, volle baard omkaderd. Hij droeg hoge laarzen, die boven de knie reikten. Opmerkelijk was ook zijn breedgerande hoed, waarin de oorpunten van een pas gevelde grizzly-beer gestoken waren. Aan zijn leren gordel, die met patronen was gevuld, hingen twee revolvers en een bowiemes. Met zijn rechterhand omklemde hij een nog rokend geweer met korte loop, terwijl hij over zijn linkerschouder achteloos zijn berendoder had gehangen, een lange en zware dubbelloops, waarvoor men slechts kogels van het grootste kaliber gebruiken kon. Deze ontzagwekkende man, deze even dappere als goedmoedige Wildwest-bedwinger, was Old Shatterhand. Hij kon zijn vijand met één vuistslag doden!

Wij, zijn volgelingen naar de geest, hebben hem onafgebroken op zijn zwerftochten begeleid. Vastgegroeid aan onze stoel, wortel geschoten in opperste verbazing, sidderend van spanning, volgden wij zijn rusteloos gedraaf over hoogvlakten, door bossen en woestenijen. Bij hachelijke situaties keken wij over zijn schouder mee door het vizier van de nimmer falende Henrybuks of van de altijd geladen berendoder.
Zózeer hebben wij in hem en zijn prairievrienden geloofd, dat wij „De dood van Winnetou” nooit hebben willen lezen, omdat wij voorvoelden, dat dit boek een einde zou maken aan onze heilige illusie het opperhoofd der Apachen nog eens persoonlijk te ontmoeten. Pas later heeft men ons – tegelijk met het geheim van Sinterklaas en de Paashaas – onthuld dat Old Shatterhand nooit bestaan heeft, evenmin als Winnetou, Old Surehand, Old Wable, Kara Ben Nemsi en Hadsji Halef Omar.

Omstreden auteur

Er is waarschijnlijk geen schrijver, die zo omstreden is als Karl May, de geestelijke vader van de legendarische jager. Voorstanders hebben hem hoog vereerd en tegenstanders diep vernederd.
Men heeft hem uitgekreten voor bedrieger, tuchthuisboef, paardendief, zwendelaar, leugenachtige beschrijver van nooit gemaakte reizen, auteur van smerige prikkellectuur, religieus huichelaar, smaakbederver en jeugdverleider.
In het „Deutsche Literaturlexikon” van 1914 maakte men zich van het leven van Karl May af met de mededeling: „Werd eerst onderwijzer, daarna misdadiger”. Niettemin heeft deze zelfde Karl May een zeventigtal boeken op zijn naam staan: Indianenverhalen, avonturenromans , reisbeschrijvingen. Alleen al van „Winnetou” zijn meer dan vierhonderdduizend exemplaren gedrukt, terwijl de totale oplage van zijn oeuvre de twaalf miljoen overschreden heeft, waarmee hij dan toch maar alle Duitse schrijvers heeft geklopt. In twintig talen werden zijn boeken vertaald. Karl May liet om en nabij de 800.000 Goudmarken na.

Dramatisch leven

In feite is zijn leven één opeenstapeling van drama’s geweest. Karl May (zeg nooit „Meej”, altijd „Maaj”, want de schrijver was een Duitser!) werd in 1842 in het armoedige textielstadje Ernstthal in Saksen geboren als zoon van een drankzuchtige wever. Het ouderlijk huis was klein, kaal en naargeestig. Twaalf kinderen zagen er het levenslicht. Negen van hen stierven in de eerste jaren na hun geboorte.
Karl was de eerste 4 jaar van zijn leven blind. Kort na zijn geboorte kreeg hij namelijk een oogziekte, die hem het gezichtsvermogen volledig ontnam. Pa May, een beurtelings opvliegend en goedhartig man, vertrouwde een tijd lang te veel op rondreizende steensnijders, kruidenmengers en overige wondermensen, totdat er ten slotte een werkelijk bekwaam geneesheer aan te pas kwam, die het kleintje zijn gezichtsvermogen teruggaf.
Al deze omstandigheden hebben van Karl May een overgevoelige, egocentrische en soms dweperige verteller gemaakt, een man, die wegens diefstallen in totaal zeven jaren in de gevangenis doorbracht, maar later, wellicht daardoor, in een vriendelijke, sociabele en hartelijke man veranderde.
Na de lagere school te hebben doorlopen en gedurende die tijd ongeveer alles te hebben gelezen wat onder zijn letterzieke ogen kwam, ging hij voor onderwijzer studeren. Na twee jaar werd hij echter van de kweekschool verwijderd wegens diefstal van enkele stompjes kaars, waarmee hij thuis de kerstboom had willen verlichten. Per gratie slaagde hij er elders in zijn diploma te behalen (1861) en kwam in het Saksische industriegebied voor de klas te staan.
Echter kwam er door een ongelukkig voorval met een zakuurwerk reeds het jaar daarop een voortijdig einde aan zijn onderwijzerscarrière. Zogenaamd had hij een horloge, dat de conciërge 2 hem te leen had afgestaan, achterover gedrukt. Dat werd beboet met zes weken gevangenisstraf.
Van zichzelf schrijft May ergens: „Ik was zo dwaas en dom te ontkennen, dat ik het horloge in mijn bezit had. Het werd echter gevonden, dus was ik een dief. Ik werd tot zes weken gevangenisstraf veroordeeld. Een stem in mij eiste, dat ik mij zou wreken op de eigenaar, op de politie, op de staat en de hele wereld. Ik kocht bontwerk en verdween ermee zonder te betalen (May werd bovendien beschuldigd van diefstal van paarden). Ik werd voor vier jaar in de gevangenis van Zwickau opgesloten.”

Loutering

Eenmaal weer in vrijheid, gaf hij zich achtereenvolgens uit voor arts, officier en baron. Ook schijnt hij een tijdje kapelmeester van een reizend muziekgezelschap te zijn geweest. Overal waar hij kwam maakte hij zich aan grotere of kleinere bedriegerijen schuldig, gapte hij links en rechts wat hem voor de vingers kwam en diende dit andermaal te bezuren met vier jaar gevangenisstraf. Was te Zwickau zijn boetetijd met één jaar bekort wegens goed gedrag, dit keer zou hij de straf tot de laatste minuut dienen uit te zitten om volledig gelouterd onder de mensen terug te keren.
In de cel nam May het besluit om schrijver te worden.
Zittend aan de ruw-houten gevangenistafel schreef hij zijn eerste romans, die als feuilleton in dag- en weekbladen verschenen, om begrijpelijke redenen onder pseudoniem. Ook de reisverhalen, die .door de boekverkoper H. G. Muenchmeyer 3 in Dresden werden uitgegeven, ontstonden in deze tijd. Na zijn invrijheidstelling werd May redacteur van twee tijdschriften, waarin hij naar hartelust over zijn Indianen, prairielopers en oriëntbewoners kon fantaseren.
Tientallen avonturenverhalen, waarvoor hij in de kerker met behulp van boeken het terrein verkend had, werden op deze wijze gepubliceerd. Aanvankelijk aarzelde hij tussen Zuid-Afrika, Amerika, Indië en China. Ten slotte koos hij het Wilde Westen en het Midden Oosten.
Omdat hij het besef aan diefstal en oplichting schuldig te zijn geweest en de pijnlijke herinnering aan zeven jaar vrijetijdsberoving wilde ontvluchten in wensdromen, verschool hij zich in de huid van Old Shatterhand en Kara Ben Nemsi. Hij schreef uitsluitend in de eerste persoon enkelvoud en hij wilde de nobele mannen zijn, die het woord rechtvaarrigheid onuitwisbaar in het blazoen hadden gekrast.

Het staat inmiddels wel vast dat Karl May nooit grote reizen heeft ondernomen, voordat hij zijn boeken schreef. Slechts eenmaal heeft hij door Frankrijk en Marokko gedwaald en dat was om uit handen van de politie te blijven. Later heeft hij enkele maanden Amerika en het Midden Oosten bezocht.

Vuilschrijverij en pornografie

Ondertussen werden zijn boeken met groot enthousiasme ontvangen. In betrekkelijk korte tijd werd May de populairste Duitse schrijver en geraakte mede door talrijke vertalingen in zeer goeden doen. Echter op het toppunt van zijn internationale roem, werd de auteur door geslepen handelsmensen van zijn gouden voetstuk gestoten. Een Duitse uitgever 4 kwam op het onzalige idee om enkele, overigens, zeer onschuldige, liefdesromans (door hem met enkele vrij gepeperde passages wat „aantrekkelijk” gemaakt) door Karl May in zijn gevangenistijd onder pseudoniem geschreven, onder diens ware naam op de markt te brengen. De kranten braken uit in een hetze tegen dergelijke vuilschrijverij en maakten Karl May uit voor huichelaar, smaakbederver en pornograaf. De schrijver deed de uitgever een proces aan, dat hij weliswaar na zeven lange jaren won, maar waarmee hij zijns ondanks tevens het licht der publiciteit opnieuw deed schijnen op de gebeurtenissen van zijn jonge jaren.
Van dat ogenblik af heeft de man, die Old Shatterhand had willen zijn, geen rust meer gekend. Door een grote reis door Amerika trachtte hij zijn saters te ontlopen. Op 13 juni 1900 schreef hij: „Ik ben aan het eind van mijn krachten. Ik had zo gehoopt met het verleden en de zonden van mijn jeugd te hebben afgerekend, maar het noodlot is machtiger geweest dan ik. Men heeft mij herkend. Men weet alles van mij. Ik ben ’n gebroken man.”
In deze toestand is geen verandering meer gekomen. Twaalf jaar lang zou hij nog door de duistere schaduw van zijn verleden worden achtervolgd.
Vereerd door velen, diep veracht door even velen. In zijn lijvige autobiografie ,„Mein Leben und Streben” gaf hij voor het laatst een terugblik op zijn leven. Het werk verscheen in 1910.

„Dit is een overwinning!” riep hij daarbij uit. „Dit is een overwinning! Nu zie ik alles veel rooskleuriger!” Het zouden tevens de laatst gesproken woorden van de eeuwig opgehitste schrijver worden.
Stralend over zijn gehele gezicht, schaterlachend om het steeds nader komende einde, sloot hij op 30 maart 1912 voor het laatst de ogen. In alle stilte heeft men hem te Radebeul begraven.
Nu, na vijftig jaar, maakt men zich allerwegen op om Karl May, de aanbedene, de verguisde, stijlvol te herdenken. In het Brusselse Atomium heeft dr. F. C. de Rooy 5 – voor Nederland de May-kenner bij uitnemendheid – bereids de eerste lofrede op zijn held afgestoken. Een speciale Karl May-krant werd onder brede lagen van de bevolking verspreid en in de gerenommeerde Prismareeks van Uitgeverij Het Spektrum zijn reeds de eerste delen, Winnetou, het grote opperhoofd en De schat in het Zilvermeer r verschenen van de volledige werken 6 van de grote Duitse schrijver in pocketvorm. In totaal worden het er 25 met 8000 bladzijden.
Gaat men Karl May werkelijk de posthume eer bewijzen door hem te lezen?



[1]In het Eindhovens Dagblad, 7 april 1962.
Op 3 april 1962 was hetzelfde artikel, vrijwel woordelijk hetzelfde, maar met drie afbeeldingen en voorzien van de titel „De man die zich tot Old Shatterhand had willen maken” in De Gelderlander.
[2]Het was niet de conciërge van een van de scholen waar hij werkte, maar zijn kamergenoot, de boekhouder Julius Hermann Scheunpflug (* 10 juli 1820 , † ?).
[3]Heinrich Gotthold Münchmeyer (* 29 juni 1836 , † 6 april 1892) was uitgever en colportageboekhandelaar in Dresden.
Van maart 1875 tot december 1876 was Karl May aan deze uitgever verbonden en redigeerde hij de tijdschriften Der Beobachter an der Elbe (dat van 1874 tot 1875 bestond), Deutsches Familienblatt. Wochenschrift für Geist und Gemüth zur Unterhaltung für Jedermann (1875-1877; hierin publiceerde May zijn eerste indianenverhalen), Schacht und Hütte. Blätter zur Unterhaltung und Belehrung für Berg- Hütten- und Maschinenarbeiter (1875-1876) en Feierstunden am häuslichen Heerde. Belletristisches Unterhaltungs-Blatt für alle Stände (1876-1877; hierin publiceerde May zijn eerste verhalen over de Oriënt).
Tussen 1882 en 1887 schreef Karl May zijn vijf grote colportageromans voor Verlag H. G. Münchmeyer: „Waldröschen oder die Rächerjagd rund um die Erde” (december 1882-augustus 1884; 2.612 pagina’s), „Die Liebe des Ulanen – ein packender Fortsetzungsroman über den deutsch-französischen Krieg 1870/71” (september 1883-oktober 1885; 1.724 pagina’s), „Der verlorne Sohn oder Der Fürst des Elends. Roman aus der Criminal-Geschichte” (augustus 1884-juli 1886; 2411 pagina’s), „Deutsche Herzen – Deutsche Helden” (december 1885-januari 1888; 2.610 pagina’s) en „Der Weg zum Glück – Höchst interessante Begebenheiten aus dem Leben und Wirken des Königs Ludwig II. von Baiern” (juli 1886-augustus 1888; 2.616 pagina’s).
[4]Adalbert Fischer (voluit: Johannes Adalbert Fischer, * 3 december 1855 , † 7 april 1907) was uitgever te Dresden, die in 1899 Verlag H. G. Münchmeyer overnam van diens weduwe, met als enig doel om Karl Mays colportageromans opnieuw uit te geven, nu met enkele toegevoegde passages.
[5]Dr. F. C. de Rooy (voluit: dr. Ferdinand Carel de Rooy, * 9 juni 1919 , † 4 maart 1998) was in het dagelijks leven leraar Frans te Rijswijk/Z.H. en in zijn vrije tijd dé Karl May-kenner van Nederland. Van zijn hand is o.a. het boekje „Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland” (Tilburg: Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, 1955) en hij redigeerde en gaf in de jaren 1962-1967 de 50 bekende Karl May-pockets bij Uitgeverij Het Spectrum uit.
[6]De bedoeling was in 1962 om het bij de 25 meest populaire delen te laten. Hoewel dr. F. C. de Rooy bepaald niet gecharmeerd was van de colportageromans, heeft hij zich toch laten overhalen om in 1966 en 1967 een tweede reeks van 25 Karl May Pockets uit te geven, maar zelfs dan nog is er geen sprake van de „volledige werken”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website