Onbezonnen krabbels

Winnetou


Fabian 1


Volgens welingelichte kringen is ’t nu lente. Maar och, wat trekt de natuur zich aan van de kalender   Het zal nog wel even duren voor de laatste winterjas uit ons stadsbeeld verdwenen is. Nog waaien de kille vrieswinden uit weinig hoopgevende richtingen en nog komt de duiker bij de IJsselbrug elke keer rillend en paars boven. En alom in de goede stad Kampen wentelen koortsige mannen, vrouwen en kinderen zich steunend om en om in hun bed. Want de griep heerst. Het verkeer wordt in stand gehouden door vermoeide, snel verouderende geneesheren, die met verbijstering in de ogen zich van de ene patiënt naar de andere spoeden. „Nee, nee, geen koffie en ook geen sigaar, want ik moet nog zestig mensen afwerken.” Je kunt van niemand verlangen, dat hij zestig koppen koffie en zestig sigaren tot zich neemt en dan nog op de bres blijft staan voor de volksgezondheid. Onze buurman van het GAK, die tot levenstaak heeft zieke mensen op hun ziekwaardigheid te controleren, controleert niet meer. Zijn auto staat slordig geparkeerd tegen de trottoirband en hijzelf ligt met een vochtige handdoek om het hoofd in de lappenmand. Het gaat nu iets beter met hem en zijn vrouw leest hem voor uit „Winnetou” van Karl May.

De combinatie griep-Winnetou herinnerde ons aan de langvervlogen dagen van onze jeugd, toen wij nog ferm en frank waren en idealen koesterden. Mooie dagen waren dat. Toen wij eens op onze sponde teneer lagen, geveld door een griepje, verraste onze oude, vader ons met een lijvig boekdeel, getiteld „Winnetou, het Opperhoofd der Apachen.” Dit was een beslissend ogenblik in ons prille leven. Wij ontdekten Karl May. We begonnen te lezen en zes uur later lazen wij nog. De griep was vergeten, Die nacht dachten wij niet aan slapen. Onder de dekens, met een zaklantaarn in de mond, lazen wij maar. Vader betrapte ons, maar hoewel verre van gemakkelijk zijnde – men wist toen nog niet, dat de ouders de kinderen in alles dienen te gehoorzamen – was hij niet vertoornd. „Mooie uitvinding, die zaklantaarns. Ik moest vroeger Karl May lezen bij een kaarsje, Maar ga nu slapen, je hebt je rust nodig.” Later hebben we alle andere boeken van Karl May gelezen. Het beroerde was, dat wij steeds de grootste moeite hadden met vader. Als hij eenmaal een boek over Kara Ben Nemsi, Sam Hawkins of Old Firehand te pakken had, konden wij het bijna niet uit zijn vingers krijgen.
Nog weer later hebben wij ons met afwisselend genoegen gewend tot andere schrijvers, maar het vreemde is, dat u wij steeds een heimwee zijn blijven conserveren naar de dagen, toen alles nog zo duidelijk en overzichtelijk was. Een indiaan, arabier of blanke trapper was óf goed óf slecht, met als logisch gevolg, dat de slechterikken op de lange duur allemaal het loodje legden, terwijl de goeden hun volharding tenslotte beloond zagen door het juist op tijd vinden van een zilvermijn, oliebron of verborgen schat. En zo hoort het ook   Laat ons althans in de literatuur de illusie dat het goede beloond en het kwade gestraft wordt in deze wereld. Vooral wanneer wij ons grieperig voelen hebben wij behoefte aan deze illusie. Het door koorts en bacillen ondermijnde lichaam staakt een wijle de strijd tegen de werkelijkheid en grijpt gretig naar de oude vertrouwde Winnetou, die ons aan de hand meevoert naar ’n betere wereld. „Oef oef, over gindse heuvel liggen groene prairie onder stralen van moeder zon, waar blanke broeder naar hartenlust kunnen jagen.”
2
Wij hebben ons nimmer voor deze zwakheid geschaamd. Nu wij evenwel gelezen hebben, dat vele bekende geleerden, schrijvers en politici van tot tijd troost vinden in het oeuvre van Karl May, menen wij in goed gezelschap te zijn. Wij hebben tevens gelezen, dat niet minder dan vijfentwintig van de beste boeken van deze schrijver binnenkort in pocketformaat zullen verschijnen. Voor het luttele bedrag van ƒ 1.50
3 per deeltje verschaft men zich een droomwereld, waar de berendoder nimmer misschiet en waar men altijd nog de zilverbuks in de achterhand heeft voor het fijnere werk. Wij zullen deze boeken kopen. Nietwaar, de kinderen worden groter en het is zaak goede lectuur in huis te hebben, opdat zij leren dat het spreken van de waarheid en het doen van het goede resulteert in het verwerven van achting en welvaart. Later leren ze dan wel anders. Zelf zullen we er ook af en toe eens in bladeren. Degene echter, die nuchter, uitgeslapen en volwassen is, willen wij deze lectuur afraden. Maar wie is nuchter, uitgeslapen en volwassen?


[1]In Nieuw Kamper Dagblad, 24 maart 1962.
Welke columnist er schuilgaat achter de naam Fabian of wat zijn volledige naam is, is niet bekend.
[2]Zo praat Winnetou zeker niet en nooit! Zou de auteur wellicht in de war zijn met Witte Veder (uit Arendsoog)?
[3]Deze prijs gold alleen bij intekening vooraf. De prijs per los deeltje in de winkel was ƒ 1,75.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website