EEN ZIENER

anoniem 1

In 1842 werd in een duits dorpje het vijfde kind van een doodarme wever geboren, dat kort daarop zwaar ziek werd en vier jaren blind bleef. Het zat de hele dag aan grootmoeders schoot, luisterend naar haar bijbelverhalen en oosterse sprookjes, die zij vertellend herschiep en die het kind haar terugverhaalde, gedrenkt in zijn eigen innerlijke gezichten.
Op zijn vijfde jaar stierf deze grootmoeder 2 en werd het kind ziende in de gewone wereld. Het ging naar school, kwam zeer snel vooruit, hoewel het thuis moest handschoenen naaien. Zijn vader, trots op zijn zoons leerhoofd, liet hem hele boeken overschrijven. Voor bijverdienste werd hij kegeljongen in een kroeg en leerde daar de misdaad kennen 3. Nu begon in hem een hevige strijd tussen goed en kwaad tussen grootmoeders hemelse wereld en de rode wereld van de kroeg.
Die strijd bleef een halve mensenleeftijd woeden in zijn ziel. Door steun kon hij onderwijzer worden, maar onder zijn klasgenoten op school en later tussen zijn kollega’s was hij altijd de vréémde, met zijn boordevolle bewogen ziel, waarin buitenpersoonlijke machten elkaar ontmoetten en fel bestreden. Waar men kon, zette men hem een hak, en zo kwam Karl enige malen om een kleinigheid in de gevangenis, waar hij zich echter verder ontwikkelde. Hij ging schrijven, avonturenverhalen voor het grote publiek, het bracht hem sukses. Hij maakte enige grote reizen. Wat hij schreef, was zijn uiterlijke reiservaring, gedrenkt in zijn rijke fantasie, en tegelijk zijn innerlijke ervaring, zijn zielestrijd en overwinningen, en ten derde wat hij zag in de aether, wat hij vanzelf wist, omdat het daar al hing, al zou het pas na zijn dood vijftig of honderd jaar later, op aarde verwerkelijkt worden. Hij nam de pen maar op en hij schreef, aan één stuk door, zijn overvolle ziel ontlastte zich op het papier in een stroom, die ook de lezer wist mee te voeren, uren en uren lang.
Hij werd enige malen bedrogen door uitgevers en moest procederen. Hij won, maar zijn naam werd beklad en hij leed ontzettend daaronder. Zijn huwelijk was niet gelukkig. Maar in dit louteringsvuur werd zijn ziel àl reiner en sterker.
In zijn tijd vol nationalisme en oorlogen zag hij het ideaal van de wereldvrede en zijn strijdvaardige geest wilde vredestroepen verzamelen.
Hij zag hoe samenwerking en bestrijding der armoede lonender was dan wapengeweld. Hij maakte ernst met het christendom waarin hij was opgevoed, en de ik-figuur in al zijn boeken strijdt niet met de wapenen, maar met het verstand, taktiek en liefde. Hij weet van vijanden vrienden te maken, hij verheft hen door hen te vertrouwen. Met de goeden werkt hij samen, met de kwaden heeft hij medelijden, hen tracht hij te begrijpen, hij die zelf in zijn kindsheid van harde nood zo duidelijk gezien had hoe overgrote smart en maatschappelijke nood mensen slecht kan maken maar hen ook de kans geeft daar bovenuit te groeien tot een alles begrijpen en vergeven. Er is in zijn boeken geen figuur die eenvoudig slecht is en daarmee afgedaan. Hij voedt iedereen op. Zijn inzicht in de menselijke ziel, door zo harde ervaring verkregen, verwerkt hij in de gesprekken. Zijn boeken zijn zijn leven. En zijn leven is de opgang naar een ideaal.
En juist doordat hij zelf die wereld zo van onder op leerde kennen, zijn die boeken opvoedend, maar niet theoretisch en niet van boven af. En daardoor werden en worden zijn boeken door iedereen gelezen, van de heel eenvoudigen tot en met de intellektuelen. Want ze zijn als sprookjes: men leest ze als een spannend avonturen-relaas, en slikt het goede ongemerkt mee in, óf men doorschouwt de figuren en hun symboliek. De twaalfjarige leest zijn boeken met vuurrode wangen, waarover af en toe tranen biggelen. En de vijftigjarige leest even goed een halve nacht door en verbaast zich over de verziende blik van de schrijver, die honderd jaar geleden al zag dat het gele ras de wereld zal gaan overheersen en dat daarna het mengras van indianen en duitsers eerst Amerika en dan de wereld regeren zal.
Na een grote reis door het Oosten en een door Amerika, na een laatste openbare Hetze tegen hem die hem zeer smartelijk trof, en na zijn uiterlijk leven beschreven te hebben, zowel als zijn innerlijke reis in de symbolische avonturen-roman ARDISTAN und DSCHINNISTAN, stierf deze grote en dappere mens: KARL MAY, in 1912. Een Stichting onder zijn naam helpt arme schrijvers voort. Jaarlijkse Karl May Spelen volgden, dan films naar zijn boeken, een museum werd aan hem gewijd. Veel wordt door paedagogen over hem geschreven, zowel voor als tegen. Want Karl May is uniek: zijn moed en avontuurlijkheid spreken tot jongens (en meisjes) die nooit een zoetsappig boek zouden willen lezen, terwijl hun strijdlust en idealisme op het góede worden gericht, op de idealen van déze, hun eigen, tijd. Hun bewondering richt zich op de morele held, die waarachtig en ridderlijk is, verstandig en wijs, begrijpend en vergevend; die verontwaardigd kan zijn, maar geen haat of rancune voedt. Er komen genoeg geweren en pistolen in voor om het echt „manlijk” te maken, maar op het kritieke moment worden niet die geweren gebruikt, maar een handige zet gedaan, die de tegenstander verrast en zedelijk ontwapent.
Het schijnt dat bij de vertalingen wel goede dingen zijn weggelaten. Het laatste 4 boek: Ardistan und Dschinnistan (Ustad-Verlag, Bamberg. In 1955 verscheen het 51–70ste duizendtal, in twee delen), is niet vertaald. Maar een vijftienjarige kan toch wel dit eenvoudige duits lezen. Geef uw jongens toch zo’n boek, liever dan al die moraalloze of immorele angelsaksische misdaad-boeken, waarin kinderachtig gezwolgen wordt in het „lekker doen wat niet mag” door de onrijpe zielen, die nooit hebben geleerd waaróm iets goed of verkeerd is.
Misschien heeft Karl May, protestant opgevoed en gebleven, maar gelijkelijk gewaardeerd door R.K. paedagogen, zelf nooit beseft, wat er achter zijn typen en symbolen allemaal ligt, en hoe sterk hij door zijn waarachtige opmerkingen tot een zuivering van de christelijke moraal heeft bijgedragen. Zijn kritiek is raak en toch altijd mild. Zo schrijft een mens die door de diepste diepten gegaan is en tot de hoogte van de ware christen gestegen. Die de mensen en de wereld heeft leren kennen, maar niet is verbitterd, integendeel: gestaald en geheiligd. In navolging van zijn grootmoeder, die wij hiervoor dankbaar mogen zijn.
In zijn drama „Babel und Bibel” 5 beschrijft Karl May „die Geisterschmiede von Kulub”, overgenomen in „Ardistan”: de smederij waarin zielen tot geest gesmeed worden in vuur en druk en pijn. Die jammeren, worden bij de rommel geworpen, die zijn de arbeid van de smid niet waard. De stérken smeedt hij om. Zo iemand was Karl May, waarlijk een groot en edel mens.

(Denk er aan dat ook veel zg. bewerkingen in de handel gebracht zijn, die bedorven zijn. Die van vóór 1932 zijn het veiligst. Orienterend is het boek over Karl May van Drs. F. C. de Rooy 6: Old Shatterhand, Opvoedkundige brochure no. 172 o.l.v. Fr. Rombouts 7 a.d. R.K. Kweekschool te Goirle).


[1]In: onbekend, 1961.
[2]Bedoeld wordt Johanne Christiane Kretzschmar, verw. May, verw. Vogel (* 15 september 1780 , † 19 september 1865), Karl Mays beroemde „Märchengroßmutter”. Zij stierf echter niet toen Karl May vijf jaar oud was, maar in 1865, toen hij al 23 jaar oud was.
[3]Natuurlijk niet in werkelijkheid, maar middels de romantisch geschetste pulpromans over rovers e.d., die in de leenbibliotheek die bij de kegelbaan het café behoorde uitvoerig voorhanden waren.
[4]Niet het laatste: na „Ardistan und Dschinnistan” (tegenwoordig „Ardistan” en „Der Mir von Dschinnistan”, Gesammelte Werke, Band 31-32) verschenen ook nog „Winnetou IV” (tegenwoordig „Winnetous Erben”, Gesammelte Werke, Band 33 en „Mein Leben und Streben” (tegenwoordig opgenomen in „»ICH« Karl May • Leben und Werk”, Gesammelte Werke, Band 34).
[5]Sinds 1921 is het toneelstuk „Babel und Bibel” in bewerkte vorm opgenomen in „Himmelsgedanken” (sinds 1956 „Lichte Höhen”, Gesammelte Werke, Band 49) en vanaf 1998 is het drama in onbewerkte vorm opgenomen in ditzelfde deel. Fragmenten en andere versies van „Babel und Bibel” zijn sinds 2000 opgenomen in „Abdahn Effendi”, Gesammelte Werke, Band 81).
[6]Dr. F. C. de Rooy (voluit: dr. Ferdinand Carel de Rooy, * 9 juni 1919 , † 4 maart 1998) was in het dagelijks leven leraar Frans te Zwolle, later Rijswijk/Z.H. en in zijn vrije tijd dé Karl May-kenner van Nederland. Van zijn hand is o.a. het boekje „Old Shatterhand - Kara Ben-Nemsi - ook voor U! De boodschap van Karl May, de idealist uit het Avondland” (Tilburg: Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, 1955) en hij redigeerde en gaf in de jaren 1962-1967 de 50 bekende Karl May-pockets bij Uitgeverij Het Spectrum uit.
[7]Frater Sigebertus Rombouts CMM (geboren als Godefridus Franciscus Rombouts, * 15 januari 1883 , † 10 december 1962) was een katholieke pedagoog in Tilburg. Vanaf 1911 publiceerde hij met grote ijver over pedagogiek. Hij behartigde de belangen van het katholieke onderwijs en in het bijzonder de katholieke opvoeding, maar hij was ook de eerste die in de pedagogische literatuur aandacht aan dyslexie besteedde. Rombouts publiceerde vele artikelen in het onderwijstijdschrift Ons Eigen Blad, waarvan hij vanaf 1919 hoofdredacteur was. Van 1921 tot aan zijn dood was hij hoofdredacteur van de Opvoedkundige Brochuren Reeks, uitgegeven door de Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis. Na 1925 schreef hij enkele psychologieboeken, en in 1931-1933 schreef hij de driedelige pedagogiekmethode „Katholieke Pedagogiek”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website