Amerikanen zijn hulpvaardige mensen

RESERVAAT-INDIAAN is niet de WINNETOU uit mijn jeugd


Jan P. Strijbos 1


AMSTERDAM, januari
EEN der mooiste wegen door het oostelijke deel van de States is de Blue Ridge Parkway. Deze beroemde weg, die bijna 500 mijl lang is, loopt door het zuidelijke deel van de Appalachians, die als een lange bergketen van Quebec in Canada tot in Alabama loopt. Deze weg is speciaal aangelegd voor het toerisme en al degenen die willen genieten van de natuur en het landschap, en wel volgens het principe „ride awhile, stop awhile”, dus „rijd een poosje, stop een ogenblik”.


WIJ HIELDEN ons aan dat advies, met gevolg dat wij er verscheidene dagen over deden. Vrachtvervoer langs deze weg is verboden en men passeert gedurende het gehele traject geen enkele stad, zelfs geen dorp of gehucht.
Op talrijke plaatsen zijn goede kampplaatsen ingericht met water en toiletten, er zijn picknickplaatsen, winkels waar men het nodige voedsel kan kopen, plaatsen waar men een kampvuur kan stoken; terwijl de snelheid waarmee men mag rijden, beperkt Is tot 45 mijl per uur. Op de kampplaatsen mag men niet langer dan dertig dagen achtereen verblijven.


Blauw waas

AAN BEIDE ZIJDEN van deze weg heeft men een prachtig uitzicht over het landschap, een bijzonder mooi berggebied met diepe dalen en steeds zwaar bebost. Over het gehele landschap hangt een merkwaardig blauwig waas, vandaar de naam Blue Ridge. Vroeg in het voorjaar is de bodem onder de struiken en bomen bedekt met de ontelbare witte bloemen van de sneeuw-trillium, een lelieachtig plantje, en tal van andere vroege voorjaarsbloemen.
Het hoogtepunt wordt gevormd in de tweede helft van mei, als de vleeskleurige azalea’s hun bloemen openen en de altijd groene Catawba- ol Rosebay-rododendrons hun bloemenpracht ten toon spreiden. Deze rododendrons vormen ware bastions langs beide zijden van de weg. Dan zijn er nog de Fraser magnolia’s met de crème-witte bloemen en begin juni ontluikt de berglaurier met witte en zacht vleeskleurige bloemen. Mijlen lang rijdt men langs deze bloeiende hagen van meterhoge heesters Naambordjes op de bomen maken het eenvoudig al die verschillende soorten te leren kennen.

Eerste pech

IN HET LAATSTE gedeelte-van deze fraaie en boeiende weg kregen wij de eerste pech, toen de benzinepomp het begaf. Nauwelijks hadden wij de kap open of een auto stopte en de berijder daarvan vroeg of hij ons helpen kon. Hij bleek een uitstekend automonteur te zijn en in een wip had hij het defecte onderdeel losgemaakt. Hij bood aan te proberen ’n nieuwe benzinepomp voor ons te halen in de dichtstbijzijnde stad. Dat was Asheville, op een afstand van ongeveer 50 mijl van de plaats waar de auto het vertikte.
Wij durfden dit koninklijke aanbod nauwelijks te aanvaarden, maar de hulpvaardige man stond er op, bracht eerst zijn vrouw en kinderen naar een kamp, 10 mijl voorbij Asheville, en kwam na enige uren terug met een nieuwe benzinepomp, monteerde deze deskundig en snel en weigerde subiet vergoeding van tijdverlies en benzine die hij verstookt had. Van een beloning was in het geheel geen sprake.
Een ranger (boswachter), die steeds langs de weg patrouilleert, had ook al geïnformeerd of hij hulp kon bieden, maar toen hij hoorde dat wij reeds geholpen werden, volstond hij met het uitzetten van rode vlaggetjes voor en achter onze auto met caravan ter waarschuwing.
Dankbaar gestemd over zoveel hulpvaardigheid konden wij onze reis vervolgen. Ook later hebben wij telkens weer versteld gestaan over de bereidheid van de Amerikanen, die te hulp komen, zodra een auto met pech langs de weg staat. Ook chauffeurs van vrachtwagens en trucks stoppen onmiddellijk als zij menen, dat je troubles hebt. Deze hulpvaardigheid die ons meermalen werd aangeboden op onze lange rit, doet weldadig aan. Als wij langs de weg stopten, om te kijken naar het landschap, naar bloemen, vogels of herten, duurde het meestal niet lang of een automobilist stopte en vroeg: „Can I help you?”

Wasbeertjes

OP TAL VAN PLAATSEN zijn op de meest geschikte punten uitwijkplaatsen gemaakt, zodat men daar zonder bezwaren kan stoppen, om het fraaie landschap in ogenschouw te nemen. De gehele weg slingert zich door een uitgestrekt gebied dat inderdaad beheerd wordt als een natuurmonument. De jacht is daar dan ook verboden en alle dieren zijn er beschermd. Er wordt gewaarschuwd voorzichtig te rijden en uit te kijken naar overstekend wild. Dat je daar een zwarte beer zoudt kunnen tegenkomen, is vrijwel uitgesloten, ofschoon deze dieren er nog voorkomen. Meestal zijn het wasbeertjes, die de weg oversteken en slachtoffer worden van het verkeer.
Enkele malen zagen wij Virginia-herten, een hertesoort die door geheel Amerika voorkomt, alleen niet in het uiterste westen en de Rocky Mountains, waar een andere soort voorkomt, nl. het mule-hert, een stukje groter dan het Virginiahert of witstaarthert. Boven de valleien ontdekten wij telkens gieren, die wij als de Turkeygier herkenden.
Op de kampplaatsen maakten wij kennis met eekhoorns en met de alleraardigste chipmunks, waarvan in Amerika niet minder dan 65 vormen of ondersoorten bekend zijn. Het zijn knaagdieren, die wel wat lijken op eekhoorns, maar de dikke pluimstaart missen en nooit in bomen klimmen. De rug en de wangen vertonen een mooie streeptekening en als wij geduld hebben, nemen zij al heel gauw een apenootje uit de hand aan. De grote vertrouwelijkheid draagt er niet weinig toe bij, dat iedereen schik heeft in deze vriendelijke diertjes.

Bergtoeren

IN HET WESTEN eindigt de Parkway in het gebied van het Great Smoky Mountains National Park, een wild en ruig bergland, waarvan de hoogste toppen gaan tot 2300 meter. Een brok ongerepte natuur, waar wij de hoogste bergen vinden van het gehele oosten van de Verenigde Staten. Er zijn vrijwel geen autowegen, want men beschouwt deze als een destructieve factor in een natuurmonument. Wel kan men er tochten maken langs de verschillende „trails”, te voet of te paard en onder geleide van gidsen, maar deze bergtoeren zijn bijzonder zwaar en vermoeiend.
„Morgen komen wij in een Indianen-reservaat,” had onze gastheer Bert gezegd, toen wij de Smoky Mountains achter om hadden gelaten. „Maar stel je er niet te veel van voor. het zal wel een deceptie voor je worden, vermoed ik, want het zijn niet meer de Indianen, waarvan jij droomde toen wij samen op het Brouwerskolkje onder Overveen in onze schooljongensjaren Indiaantje speelden, de boeken verslonden van Karl May, Cooper 2 en Gustav Aimard 3 en elkaar aanspraken met White Cloud en Black Panther. Dat is meer dan een halve eeuw geleden, weet je nog?”


[1]In: De Telegraaf, 16 januari 1961.
[2]James Fenimore Cooper (* 15 september 1789 , † 14 september 1851) was een Amerikaans schrijver, die vooral bekendheid verwierf met zijn zeeverhalen en historische verhalen, de Leatherstocking Tales, met Natty Bumppo in de hoofdrol; een van de beroemdste boeken uit deze reeks, „The Last of the Mohicans” wordt door vriend en vijand beschouwd als zijn meesterwerk.
[3]Gustave Aimard (pseudoniem van Olivier Aimard, * 13 september 1818 , † 20 juni 1883) was een Franse reiziger in Noord- Amerika, Spanje en Turkije en schrijver van avonturenromans. Beroemd zijn zijn „Les Trappeurs de l’Arkansas”, „Le Chercheur de pistes”, „La Fièvre d’Or”, „Les Chasseurs d’Abeilles”, „Le Cœur de pierre”, „L’Araucan”, „Les scalpeurs blancs”, „Par mer et par terre” en, samen met Jules Berlioz d’Auriac (* 9 juli 1820 , † 16 september 1913) geschreven, „Jim, l’Indien”.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.



Google
www op deze website