p. 13 : 4. Een onderzoek bij alle leerlingen der Rijks H.B.S. te Alkmaar (1928). Mijn vragen
waren: Welke boeken vind je het mooist en waarom? Welke schrijvers lees je het liefst en waarom? Uit de 250 antwoorden volgt:
[…] III. Jongens van 14-15 jaar en ouder.
Er komt nu critiek op Karl May e.d.; de echte natuurliefhebbers, ontdekkingsreizigers, oceaanvliegers, detectives enz. nemen zijn taak over (Curwood, Jack London, Lönns, Scott, Amundsen, Viruly enz.); de historische verhalen komen op hoger niveau terug: Van Lennep, Oltmans, Schimmel. De derde rubriek wordt vervangen door Justus van Maurik, F. de Sinclair e.d. Het leven van jongens als Franscesco Campana, Kees de Jongen, Merijntje Gijzen, Boefje, interesseert hen sterker dan tevoren.
[…] 5. Een enquête onder leerlingen van een aantal middelbare scholen (1935)
Mijn vragen waren: I. Welke in Nederland verschenen boeken heb je de laatste
maanden gelezen? (niet uitsluitend literaire werken); II. Welke Nederlandse
tijdschriften lees je min of meer geregeld? III. Welke rubrieken uit welke Nederlandse
kranten houd je gewoonlijk bij? Er kwamen 898 antwoorden binnen. Bedoeling was
alleen te weten te komen wat zoal gelezen werd door jonge mensen tussen 14 en 20
jaar. Bij de uitwerking werd geen onderscheid gemaakt tussen meisjes en
p. 14 :
jongens en met de leeftijden werd geen rekening gehouden. De genoemde geschriften
werden bij vraag I in 8 rubrieken verdeeld.
Vraag I.: a. Meisjesboeken: Cissy van Marxveldt 323 maal, Van Hille-Gaerthe
156 maal, Top Naeff 51 maal genoemd - anderen komen daarna met 41 maal, etc.; b. Jongensboeken: Karl May 136 maal, Jules Verne 76 maal (dan 26 maal, etc.);
[…]
p. 15 :
[…]
7. Roels vermeldt onderzoekingen van M. Zollinger bij Zwitserse gymnasiasten, van dr Bartling over de voorkeur voor bepaalde boeken in leesbibliotheken, van H. Busse over belangstelling voor literatuur en literair begrip bij de arbeidersjeugd.
Zollinger constateert verlangen naar actie en spanning, die evenwel niet op kosten
van het werkelijkheidskarakter der gebeurtenissen verkregen mogen zijn: zijn
leerlingen van 14 moesten van Karl May niet veel meer hebben. Zijn 15-jarigen lazen
geen lyrische poëzie, hadden veel belangstelling voor realistische dramas. Pas op
16-jarige leeftijd constateerde hij aandacht voor de aesthetische kwaliteiten (uiterlijk
van het boek, stijl, de diepere schoonheid).
[…]
p. 91 :
[…]
in 1890 deed Karl May (X) zijn entrée, niet in ieder opzicht tot voordeel van de Nederlandse Jeugd;
[…]
p. 103 :
[…]
schrijvers als May, Marryat, Twain, Verne zetten hun tocht door ons land voort;
[…]
p. 131 :
[…] Karl May wordt verslonden door jong en oud;
[...]
p. 132 :
[…]
en de voortreffelijke Indianenverhalen van Fr. Steuben: Snelvoet en Pijlkind, De vliegende Pijl, De rode Storm, Tecumseh de Bergleeuw, De stralende ster, De zoon van Manitou en Tecumsehs dood (1939 e.v.), een reeks geschiedenissen uit het leven van een historische Indiaanse held, strijdend voor de vrijheid van land en volk – wij zijn hier wel ver uit boven Karl May, Cooper en Aimard! Onder dit vertaalde werk was veel, dat dankbaar kan worden aanvaard.
[…]
p. 255 :
[…] Karl May (1842-1912)
Met een zekere aarzeling zet ik deze veelomstreden figuur in de beeldengalerij van
de kinderschrijvers. Men heeft hem, zowel in de wereld der paedagogen als in die
van de kunstenaars, overal de deur gewezen. Alleen de kinderen en veel enigszins
primitieve volwassenen (de primitieven alleen?) juichen, als hij de huiskamer
binnenkomt. Ze lezen hem met brandende wangen en een kloppend hart. Hij is onder
hen populair als géén ander.
Een wonderlijk exemplaar, deze verguisde en gevierde man. Geboren in
Hohenstein-Ernstthal 2 als zoon van een wever, blijft hij tot zijn vijfde jaar blind. Later wordt hij onderwijzer, maar krijgt ontslag wegens seelische Entartungserscheinungen, die in mijn bronnen niet nader worden gedefinieerd; blijkbaar was deze straf niet voldoende – wegens verschillende misdrijven wordt hij voor geruime tijd in een werkinrichting opgesloten. Vrij gekomen, wordt hij schrijver. Hij heeft ontdekt, dat de Duitse jeugd, eigenlijk heel het Duitse volk, belangstelling
heeft voor avontuurlijke verhalen. Men las er met graagte de historische romans van Weinland (Rulaman 1878, ook in het Nederlands vertaald), Würdig, Roth, Jahnke, liever nog de bonte geschiedenissen uit het leven van zeelieden, Indianen en andere vreemde volkeren van S. Wörishöffer (Robert der Schiffsjunge, 1873), A. Bourset,
F. Pajeken (Bob der Fallensteller, Das Geheimnis der Koraiben e.a.), A.H. Fogowitz, C. Falkenhorst, die gedeeltelijk ook de Nederlandse kinderen bereikten. Waarom zou May niet delen in hun succes? Hij begint te werken en slaagt beter dan enig ander. Het zijn pittige cocktails, die hij serveert: twintig procent van de
p. 256 :
intrigue der speurderromans, gelijke hoeveelheden van reisbeschrijving, humoristische
voorvallen, edelaardige gedragingen van de held der historie, meestal Karl May zelf en dit alles innig vermengd met een behoorlijke scheut conservatief Christendom; was het wonder, dat in het bijzonder die Jugend zich er een roes aan dronk, dat de ouders er zich mede aan laafden en zelfs de geestelijkheid genadig knikte bij een zó moralische dronk? Laat ons het nadrukkelijk vaststellen: het meeste is Kitsch en een deel van het werk onversneden prikkellectuur. Wie eenmaal het Schablone heeft
gezien, weet eens en vooral, dat er sprake is van een handige constructie, een bijna
schaamteloze speculatie op de naïeveteit van een weinig critisch publiek. En toch.... enkele van zijn boeken kunnen zonder bezwaar en zeker met voordeel door jongens worden gelezen. Hun behoefte aan heldenverering vindt er bevrediging, de ik-figuur, Old Shatterhand, Winnetou en anderen kunnen als voorbeelden geen kwaad, en de spanning wordt voldoende door humor gebroken. Er dient alleen te worden gewaakt tegen de leuze: Karl May.... dus goed! Wie zich verenigt met de eisen, die wij aan kinderschrijvers hebben gesteld, kunstenaarschap, psychologisch inzicht en paedagogisch begrip, kan maar weinig van dit werk aanvaarden. Hij laat zich niet imponeren door de zelfverzekerdheid van de schrijver, die vermoedelijk wel het Nabije Oosten, maar misschien nimmer of pas in het laatst van zijn leven de Amerikaanse oerwouden heeft gezien, noch door de geïdealiseerde autobiographie (Mein Leben und Streben, 1910, later tot Ich uitgebreid: 1916, 11de druk 1932), de enorme productie (meer dan 60 romans), de Karl May Stiftung, voor behoeftige schrijvers (1913), het Karl May Jahrbuch (sedert 1918), het Karl May Museum te Radebeul (1928), waar de schrijver overleden is. Hij zal waakzaam blijven, ook bij de vertalingen in het Nederlands, die sedert 1890 in een doorlopende stroom over ons zijn uitgegoten. Van de Indianenserie kan hij zonder veel schade De schat in het Zilvermeer (1895), Het geheim van de witte Bison (1895), Het testament van de Inca (1896), Winnetou (1904), Winnetous dood (1911), De Duivelskop in het Rotsgebergte (1907) in handen geven van zijn kinderen, van de Balkan-serie Kara Ben Nemsi (1903) en Van Bagdad naar Stamboel (1909). Verder bepale hij zich liever tot Steuben en Grace Moon!
[…]
p. 259 :
[…] Grace Moon
Met haar man Carl Moon (gehuwd 1911), die haar boeken illustreerde, leefde zij
(Grace Purdie, geboren in Indianapolis) vele jaren tussen de Navajo-Indianen en in
Hopiland; hun boeken zijn eerlijk en onopgesmukt,
p. 260 :
ze zijn ook menselijk, want de schrijvers begrijpen de rode broeders en voelen zich
aan hen gehecht. Er is wel een brede kloof tussen deze fijne schetsen uit het dagelijks
leven van deze door de romantiek zozeer misbruikte figuren en de wilde vertellingen
van Cooper, Aimard en Karl May.
[…]
Wormcruyt met suiker. Historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur met illustraties en portretten, Amsterdam : De Arbeiderspers, 1950.
De stad Hohenstein-Ernstthal bestaat pas vanaf 1 januari 1898 door de samenvoeging van Hohenstein en Ernstthal; Karl May werd op 25 februari 1842 geboren in Ernstthal.
Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.
Terug naar de Karl May-startpagina.
Terug naar de Apriana-startpagina.