Karl May • bemind en gehaat
Bij zijn 25en sterfdag
Van detective tot reporter


anoniem 1


Door tallooze wederwaardigheden was
zijn leven één voortdurende
strijd. – Beschuldigd van
grove oneerlijkheid –
tenslotte in eere
hersteld.

Vóór 25 jaar, op 31 Maart 1912, overleed te Radebeul nabij Dresden de populaire schrijver, Karl May, in den ouderdom van ruim tachtig jaar.

Er is wel geen schrijver in de vorige eeuw en rond het begin dezer eeuw, wiens tallooze boekwerken zooveel gelezen werden als Karl May, de beroemde auteur van vele Indianen-boeken, de schepper van „Winnetou”, enz.
En toch werd Karl May als schrijver in zijn tijd niet populair; integendeel, hij bezat vele tegenstanders. Alles, wat men van den schrijver wist, was eigenlijk zijn naam en het feit, dat hij een aantal avonturenromans had geschreven.
Toen hij, de zoon van een armen wever, in zijn jonge jaren, leeraar werd om de kost te verdienen en mede te helpen het huishouden door werken in stand te houden, had niemand in Radebeul gedacht, dat deze jonge May nog eenmaal zulk ’n beroemd schrijver zou worden. De tamelijk kleine man gevoelde zich als leeraar echter niet op zijn plaats Hij wilde iets bereiken en het was dan ook geen wonder, dat hij, ongeveer op den leeftijd, dat men „mondig” mag worden genoemd, het ouderlijk huis verliet, om de wijde wereld in te trekken en stof op te doen voor zijn verhalen, welke hij, Karl May, via het boek, aan groot en klein zou vertellen.
Een tragische en tegelijk groote tijd in May’s leven ving aan, toen hij eenzaam en verlaten in den 60er jaren de sporen van den gigantischen emigrantenstroom naar het beloofde land Amerika volgde, om hier een nieuw en mooi leven te vinden.
De moeder van den jongen Karl zag hem zeer ongaarne vertrekken. Zij had weinig hoop op dat verre land, dat men Amerika noemde. In het dorp Radebeul echter zag men den jongen fantast May niet eens zoo ongaarne vertrekken. Door zijn malle verhalen immers bracht hij de hoofden der dorpskinderen maar op hol……

Door Indianen gevangen

Zonder een bepaald doel doorkruist Karl May het Zuiden van de Vereenigde Staten en vindt dan den weg naar het „Gouden Westen” 2. Als landmeter vindt hij tenslotte een goed betaalde betrekking. De spoorwegaanleg in West-Amerika stond op het toppunt van zijn ontwikkeling en het reizen door het zoo weinig door blanken bezochte Westen van het nieuwe werelddeel zou May veel stof tot schrijven kunnen geven.
Op zekeren dag werd de geheele spoorwegkolonne, welke opdracht had gekregen opmetingen te maken, in hechtenis genomen door een Indianenstam. Karl May behoorde eveneens tot de gevangenen. Het was de stam der Sioux, wier gevangene Karl May was.
Het opperhoofd van dezen stam, voor wien Karl May een groote achting had, gevoelde zich tot den jongen blanke aangetrokken en deed hem een voorstel zich vrijwillig aan te sluiten bij degenen, die het leger van het opperhoofd vormden. May ging op het vereerend voorstel in en werd des opperhoofds raadgever. Als zoodanig streed men tegen den vijandelijken stam der Comantsjen en wanneer zijn meester een zegenrijke overwinning heeft behaald en deze den blanken raadgever zuiver goud uitbetaalt, trekt Karl May verder door het „Wilde Westen”. In St. Louis aangekomen probeert hij op te treden als particulier detective en later wordt hij journalist.
Toen hij evenwel in 1870 vernam, dat de Fransch-Duitsche oorlog was uitgebroken, keerde hij naar zijn vaderland terug en na een moeilijke en gevaarlijke reis komt hij op Duitschen grond terug.

Karl May’s opkomst als schrijver

Eenmaal in Duitschland teruggekeerd, poogt Karl May in zijn onderhoud te voorzien door het uitgeven van Amerikaansche reisbeschrijvingen. Hij zendt ze op naar de directie van verschillende tijdschriften en hiermee heeft hij al spoedig succes. Zijn eerste uitgever – directeur van een weekblad – was enthousiast over May’s verhalen. Hij kwam met den schrijver overeen, dat hij het recht zou krijgen alle verhalen te publiceeren in zijn tijdschrift, waaronder de schrijversnaam van Karl May mocht worden gezet. May ging op het voorstel in, en kreeg in het eerste jaar slechts 10 % van zijn verhalen uitbetaald, zooals trouwens overeen gekomen was. Zoodra de uitgever zijn weekblad met een oplaag van 20.000 uitgaf, zou hij de rest van zijn geld ontvangen. Ongelukkigerwijze kwam de uitgever vroegtijdig te sterven en daar noch de uitgever, noch Karl May, menschen, die elkaar vertrouwden, hun overeenkomst op papier hadden gezet, zag de weduwe van den uitgever er geen bezwaar in May’s reisverhalen aan andere uitgevers van tijdschriften tegen een hoogen prijs van de hand te doen.
Karl May, teleurgesteld over zooveel oneerlijkheid, bleef evenwel niet bij de pakken neerzitten. In elk geval had hij door de connectie met den overleden uitgever toch iets bereikt: een beroemden naam als schrijver, dien geen enkele naijverige uitgever hem kon afnemen!
May zou echter nog meer te doen krijgen met de oneerlijkheid in de uitgeverswereld. Op een of andere duistere manier was men te Berlijn in het bezit gekomen van een paar origineele verhalen van Karl May, welke hij in boekvorm wilde uitgeven. Op welke wijze de manuscripten waren gestolen, bleef onbekend, ook voor den schrijver zelf, doch feit was, dat de zaak voor het gerecht werd behandeld en May in het ongelijk werd gesteld. Opnieuw zag May zich tegengewerkt, doch thans zouden de gevolgen ernstiger zijn, want, toen het gerechtshof te Berlijn Karl May in het ongelijk had gesteld, hadden de Duitsche uitgevers weinig vertrouwen meer in den schrijver.
Eerst vijf jaar vóór zijn dood gelukte het den schrijver zich door de Justitie in eere te doen herstellen. Men beloofde hem zelfs een aanzienlijke schadevergoeding voor den hem aangedanen smaad. En toen het gerecht Karl May eenmaal weer had gerehabiliteerd, zag men in den „leugenaar, bedrieger en fantast Karl May” plotseling weer een achtenswaardig, beminnelijk mensch en een groot schrijver!
En toen May in den namiddag van 31 Maart 1912 zijn laatste levensuur voelde geslagen, kon hij, die met zijn eenen voet reeds in het graf stond, met recht zijn laatste woorden uitspreken : „Overwinning! Groote overwinning! Ik zie alles lichtrood, als bij een zonsopgang……”


[1]In: Utrechtsch Nieuwsblad, 31 maart 1937.
[2]Ach …



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.