Old Shatterhand, de onoverwinlijke, is nu heengegaan naar de eeuwige jachtvelden, schrijft van Lissa uit Berlijn aan het Hdbd.
Wanneer hij zijn laatste levensjaren had doorgebracht in de wigwams van de Mescalero-apachen aan de Rio Grande del Norte, waarvan hij zich de hoofdmanswaardigheid had toegekend krachtens eigen machtsbesef en fantasie, dan zouden de klaagvrouwen van dezen stam thans treurzangen aanheffen aan de zerk uit boomschors en de krijgers zouden de daden optellen van den doode:... van het rooverleven van den jongen bleekgezicht in de Boheemsche wouden, van dappere gevechten met de gendarmes van het Ertsgebergte, met de brandweer van de Saksische grensdorpen, van de avontuurlijke vlucht naar Milaan, en van de gruwelijke straf, vier jaren lang in het tuchthuis te Waldheim.
Karl May, de bekende schrijver van de wild-Amerikaansche jongensboeken, is dezer dagen gestorven in zijn farm een mooie, moderne villa in Radebeul bij Dresden. Daar had hij zich terug getrokken, om te genieten van de honderd duizenden, die hij verdiende met zijn boeken, waarvan hij, het bleek gezicht, steeds de held was, waarin hij levendige beschrijvingen gaf van het leven der roodhuiden, van het land der prairiën en breede stroomen, van de gewoonte der apachen, zonder dat hij ooit zich inscheepte naar Amerika. Zijn roovers-jeugd, eindigende met het tuchthuis, verplaatste hij eenvoudig in de Amerikaansche sfeer.
De duizenden en duizenden boeken werden verslonden door jongens en jongelingen, wier fantasie zich een roes dronk aan Mays fantasie. Wijze medicijn-mannen vonden behagen in deze boeken, die door een zalvingsvolle tendenz in hun kraam pasten. Andere medicijn mannen echter ontstaken in woede, verklaarden dat de groote hoofdman Old Shatterhand al deze geschiedenissen gelogen had.
En zoo kwam het, dat Old Shatterhand voor den rechter moest verschijnen, toen zijn skalplokken reeds wit waren. Hij moest met al zijn jeugdzonden aan den martelpaal staan. De messen en bijlen, die naar hem geworpen werden, zij waren niet vlijmscherp, zij sloegen géén bloed. Doch zij doodden den goeden naam van Old-Shatterhand, die na dien tijd zijn dagen in eenzaamheid moest slijten in zijn farm te Radebeul.
De groote geest zij zijn ziel genadig....
Karl May had fantasie, had schrijverstalent. Hij ging te leer bij Cooper en Ferry. En schreef er op los, schreef bundels. Wat maalde hij om techniek? Tien maal in elk boek komt het tooneel voor, waarin de groote held het complot afluistert, door zijn tegenstanders gesmeed. Vijf maal in elk boek is de groote misdadiger, wiens zonden gewroken moeten worden reeds gepakt en vastgebonden, doch steeds gelukt het hem, de boeien te verbreken en zich honderd paginas minstens verder voort te slepen. En telkens komt onder de bruine of roode huid een Duitsch gezicht te voorschijn. Steeds overwon de deugd, die de zwaarste beproevingen weerstond, steeds werd de ondeugd gestraft. In clericale bibliotheken ontbrak géén enkel werk van Karl May. Clericale onderwijzers noemden hem een hoogstaand mensch. En zelfs toen hij ontmaskerd werd, enkele jaren geleden, toen nog waren er, die hem verdedigden.
Karl May was een origineel mensch. Meer goeds kan er van hem, zelfs na zijn dood, niet gezegd worden.
[1] | In: De Sumatra Post, 01 mei 1912. De negatieve necrologie is vrijwel woordelijk overgenomen van de tekst van G. v. L. in het Algemeen Handelsblad van 4 april 1912, zij het dat de redacteuren van De Sumatra Post enkele taalfouten eruit hebben gehaald. Dankzij deze publicatie weten we waar de L. in de naam van de laffe auteur, die zich in het Algemeen Handelsblad nog verschool achter de initialen G. v. L., voor staat, t.w.: Lissa. |