Aan het zoeklicht:
Litteraire Schinderhannes


R. Hoekstra 1


Acht-en-zestig jaar en ’n zoet pantoffelgezicht, met fijne, schuwe groefjes. Om z’n hoofd grijze haren — en om zijn hoofd de damp van wilde avonturen. Karl May! Auteur voor de jeugd! Wiens werken in bijna twee millioen deeltjes zijn verkocht. Wiens werken in minstens tweehonderd millioen jonge zielen de edelromantiek hebben doen leven. Wangen hebben doen vloeien en slapen hebben doen bonken en bonzen. — Karel May, die Old-Surehand het aanzijn heeft gegeven, en Old Shatterhand en Winnetou — nog heel anderen en heel veel stouteren avonturiers, dan die van Cooper en Aimard, die wij in ònze jeugd het scalpeermes en den tomahawk zagen hanteeren......
Karl May — maatschappelijke arriviste — eigenaar van een prachtvilla in de Dresdener Altstadt. In welker vreemde zalen vreemde exotische tropeeën van zijn avontuurlijke zwerfreizen berichten. Boeddha-goden. Krissen. Scalpeermensen. Mexicanenhoeien. Sarongs. Leutige potjes en kruikjes, botjes en kunstdingen van krinkelenden steenenglans en doffen metaalgloei.
Wien prinsessen schrijven. O.a. eene van Saksen. Die elke week met z’ zoete, dorre gezicht „gróóten” den weg door de zalen met zijn wereldvreemde collecties leidde. Inter pares. Gij uw positie. Uw dat. En uw dat. En ik: mijn boeken. Mijn wijsheid. Mijn wereldreizen. Mijn tropeeën.....

Deze man staat voor rechters als klager. Een lasteraar schrijft van hem. Om hem dood te maken. Of om hem te laten opdokken. Schrijft van hem: dat hij — de grote pedagoog, in wiens werken de edelziel en de religie altijd het onderste uit het pintje drinkt — dat hij een ontslagen tuchthuisboef is. Dat hij de wereld in bijna twee millioen exemplaren boekdeel heeft verlakt. Kleuren heeft geschilderd, die zijn oog nooit zag. Landen heeft beschreven, waar hij nooit een voetstap zette.
Dat hij altijd in Duitsland gewoond heeft. Z’n collecties bij elkaar heeft gekocht en besteld; voornamelijk in Berlijn. — Dat hij de vier jaar, dat hij in het tuchthuis te Waldheim moest brommen, de gevangenisbibliotheek uitstekend heeft doorgewerkt. En bestolen! Ook litterair: een Schinderhannes.
Dat hij een schoolmeestertje uit Radebeul van z’n komaf is. Een pick-pocket. Een vroeg boefje. Die ook paardendief is geweest. Met gezellen. Een soort bende-hoofd. En die later, na veel brommen, zijn avontuurlijke knobbel heeft uitgeleefd in......: boeken voor de jeugd. In edelavonturen. Indianenjachten. Verhalen van liefde en trouw. Godsdienst en vergelding......
Boeken, die in alle schoolbibliotheekjes werden opgenomen — die alle kinderen als suikererwten verslinden.
Dat hij — Karl May met zijn schoone boeken „Schako matto” en „Kolma-poesjie”, „Old-Surehand” — eerste Christelijk en edelavontuurlijk gedebuteerd heeft, nádat een proefballonnetje „pornografie” in de onderste dampkringslaag was blijven hangen.

De Charlottenburger rechters zitten: stràk. Een meneer met een reuzenvilla en tonnen solied bezit klaagt tegen een kale, wegens belediging. Herr Lebius. Echt een nummer van de gele krantenpers. Die geschreven heeft: „Karl May ist ein geborener Verbrecher.”
Na anderhalf uur is de gele v r ij gesproken. En de oude met de schuwe groefjes is gezelschappelijk kaduuk. Geen prinses zal hem meer briefjes schrijven. Hij, Karl May, de man, die zoo gloeiend de kleuren van vreemde landen van zijn palet smeerde — die reed als een indiaan; rende van avontuur in avontuur — hij, die veel van dit alles heeft beleefd — hoe heeft hij dit beleefd! Als schunnig struikroover-schoolmeestertje met gedeserteerde soldaten 1870—71, in het Ertsgebergte een parasitair bestaantje schommelend. Marktwijfjes aan den weg overvallend. Voor elken gendarme, die uit den schemer dook: „Smeert hem, jongens!” Dan: pantoffelend in de gevangenisbibliotheek heeft deze mensch „zichzelf” ontdekt. De rooversknobbel is in boeken afgereageerd. Boeken, druipende van bloed en hartstocht — edel van vasten wil, sterk van oneindigen moed.

Moraal?
Veel moraal hangt als een nevelige voile over deze geschiedenis.
A.   De crimineele knobbel betáált in deze maatschappij.
B.   Een mensch is een complex ding. Een instrument, waarin veel octaven resoneeren. Hooge en lage. Jakhalsgeluiden en arendschreeuwen — zwaluwschering èn duivenwiekslag.
Een levenskunst is: — de vele grondmotieven, die nooit opklinken tot de macht van de daad en het willen — fantastisch uit te leven, op een m a n i e r, die nog reëele dubbeltjes oplevert. Dit kan op vele manieren gebeuren. De publicistische is een van de beste......
C.   Een mensch, die zijn criminaliteit litterair afreageert, is meestentijds: onschadelijk. Schiller was geen Moor. Shakespeare geen Hamlet. Conan Doyle geen prof. Moriarty. Karl May was nooit gevaarloozer, dan toen hij bloedhoofdstukken kalkte. Deze wereldomzeiler, wereldomrenner, wereldhakker, wereld-lansrijger — ging, pecuniair gearriveerd zelf é é n m a a l ’n brokje van deze, zijne wereld opnemen. Egypte! En het stemt zeker tot ’n glimlach, dat het Thos. Cook & Sons waren, die hem daar zijn weg bereiden.
D.   Als iemand in het gedrang en er onder raakt — smijten de menschen ook steeds met ònmogelijke projectielen. Als ernstig litterair verwijt tegen May’s avonturenboeken — blaffen de feuilletonkeffers b.v. nu: de vent verliet nooit, voor zijn boeken gedraaid waren, het Duitsche vaderland.
Dit verwijt z i t niet. Pakt niet. Is Jules Verne op de maan geweest? Was Vondel in Egypte? Rensburg in Japan? De kunst van het „schrijven” is een andere kunst dan die van het zien en van in-dat-zien-genieten, die er ook een is. Het laatste kunnen velen, die geen regel op ’t papier kunnen brengen van wat in ze soms g l ó e i t. En het eerste kunnen weinigen, die veelal niet verder zien dan een behang vol bonte bloemen.
E.   In een tuchthuisboef kan een pedagoog zitten — gelijk er pedagogen zijn, waar de tuchthuisboef in op den loer ligt.

Een oude man met grijze haren gáát. Gebukt. — Stond verleden jaar in Augsburg nog in een loeiende zee van de volksgunst. — Duizenden om hem heen. De Männergesangverein had net z ij n „Ave Maria” gezongen. Pauze. Toen nam een dikke, een gedecoreerde, een machtige het woord: „Herzensbildner, nicht nur der Jugend, sondern auch der gereiften Menschheit”...... „Adelsmenschen zu schmieden a u s jenen Kreaturen, die im Tiefland geboren sind”......
En nu? „Roover-dichter.” „Litteraire Schinderhannes”. — ’t Kan wèl verkeeren.

R. HOEKSTRA.

Hilversum, 17 April.


[1]In: De Telegraaf, 21 april 1910.



Terug naar de Nederlandstalige bibliografie.

Terug naar de Karl May-startpagina.

Terug naar de Apriana-startpagina.